zondag 17 augustus 2014

Hoe kan ik mijn geluk bezingen?

Eerste poging — Het is vroeg en ’t is nog donker. Ik rij achter ’t licht van mijn fietslamp aan. Zondag, niemand loopt op straat en ik ben op weg. Fluitend.
Tweede poging — Ik begrijp dat ik te vroeg ben. Ik loop de laan af die naar het park leidt. Het regent prikjes op het vijverwater en aan de overkant zie ik een man zijn kilometers lopen. Op een bank luister ik naar het ruisen van de populieren. Of naar de koekoek, dat kan ook.
Derde poging — Ik heb me gehaast en nu ben ik er. Het is nog donker, de deur is op slot. De wind speelt met de regen in het licht van een lantaarnpaal. Ik sta om de hoek, uit de wind, en weet dat dit het mooiste moment is van een dag die nog moet komen. De deur gaat open, de dag begint.
Vierde poging — Eerst neem ik de tram, dan de trein, daarna een bus en op ’t einde sla ik rechtsaf, daarna vier keer links. Het ziet er leuk uit, veel volk, veel oude bekenden ook. Ik schud handen, geef hier en daar een kus en als ik daarmee klaar ben, keer ik op mijn stappen terug. Ik loop de straten af, vier keer rechts en op ’t einde links. Ik wacht op de bus die me naar ’t station zal brengen, daar neem ik de trein en een uur later zit ik op de tram die me weer naar huis brengt.
Synthese — Hoe kan ik mijn geluk bezingen? Het was vroeg en het was nog donker. Het was zondag en niemand liep op straat. Achter ’t licht van mijn fietslamp reed ik naar ‘t station. Daar nam ik de tram, daarna de trein, dan een bus en op ’t einde sloeg ik rechtsaf en daarna vier keer links. Ik had me gehaast en nu was ik er. Ik begreep dat ik te vroeg was, de deur was nog op slot. De wind speelde met de regen. Wachtend op de dag die nog moest komen, stak ik de weg over en liep de laan af die naar het park leidde. Het regende prikjes op het vijverwater en aan de overkant zag ik een man zijn kilometers lopen. Op een bank luisterde ik naar het ruisen van de populieren. 
Toen het daarvoor tijd werd, ging de deur open. Binnen zag het er leuk uit, veel volk, veel bekenden ook. Ik schudde handen en ging meteen weer weg. Vier keer rechts, een keer links, bus, trein, tram, fiets. Thuis vroeg ik me af of ik nog iets over die koekoek moest schrijven.
Flor Vandekerckhove




Geen opmerkingen: