donderdag 26 januari 2012

Hoe men bloemen van de mestvaalt voor zijn kar kan spannen

In een in 2011 gepubliceerd stukje (‘Bloggen is joggen’) heb ik al over mijn enthousiasme voor dit medium geschreven, een instrument dat me o.a. toelaat egostukken te publiceren die ook als stijloefeningen dienen.  Brokstukken zijn het van wat mensen met een langere schrijfadem hun memoires noemen.
Waarom doe ik dat?  Er is een citaat van Hegel waar ik me een wijl op dwaas gekeken heb omdat ik dacht dat het van toepassing kon zijn op wat ik daarover verder zeggen wil: ‘Wesen ist was gewesen ist’. Naar verluidt was ook Sartre bijzonder geboeid door deze zin waarrond hij zijn existentialisme kon breien.
Het Duitse Wesen heeft veel betekenissen.  Ikzelf krijg het citaat maar moeizaam vertaald. Wellicht heeft die zin met de dialectiek van het worden te maken en zegt Hegel daarmee o.a. dat wat ìs eigenlijk ook alweer voorbij is.  Misschien wijst de zin ook op het belang van de geschiedenis: je kunt de werkelijkheid niet begrijpen als je het verleden ervan negeert. Zou ik, net zoals Sartre, de vrijheid mogen nemen om me dat citaat toe te eigenen? Dan zou ik het (passend in mijn kraam) creatief vertalen als: je bent wat je geweest bent
Dus probeer ik in die stukjes uit te vissen wat me gedreven heeft om de dingen te doen die ik doe.  Of misschien moet ik zelfs zeggen: de dingen die ik gedaan heb. Want hoe ouder een mens wordt hoe meer hij samenvalt met zijn verleden.
Tot nu toe heb ik alleen nog maar aangename herinneringen in deze blog verwerkt. Dat valt te begrijpen.  Een mens denkt uiteraard het liefste terug aan de aangename levensmomenten.  Niemand ontsnapt er wellicht aan om zijn leven (zichzelf) mooier voor te stellen dan het (hij) is. Laat me dus vandaag eens een oefening maken die dergelijke ‘mooipraterij’ nuanceert.
Ik herinner mezelf er niet graag aan, maar ooit heb ik een politiek engagement aangegaan waarop het vranke West-Vlaamse gezegde van toepassing is: ‘Ik had beter in mijn broek gescheten'.  Van halverwege 2003 tot juni 2004 ben ik intens betrokken geweest bij een poging om in Vlaanderen een politieke beweging op te richten, gebaseerd op de theorie en de praktijk van het anarchisme. 
U zult bij deze ‘bekentenis’ wellicht de wenkbrauwen fronsen. Kan het zijn dat een bezadigd mens, zo vraagt u zich ongelovig af, in 2003 toch ook al de vijftig voorbij, zich met zo’n marginaal politiek fenomeen inlaat? Ewel ja, dat kan. Yes I can!
De redenen die me die merkwaardige stap lieten zetten, zijn velerlei. Er zijn objectieve redenen en subjectieve voor te geven. ik kan er een sociale, politieke en economische uitleg aan geven en er zitten ook niet onbelangrijke psychologische kantjes aan vast. Het heeft met mijn politieke verleden te maken, met het uitgeven van Het Visserijblad (HVB) en de toestand waarin de vissersgemeenschap verkeert, met persoonlijke karaktertrekken, met de globalisering en de tegenbeweging ervan en met de toekomst van de wereld. Het heeft met toeval te maken, misschien ook wel met een midlifecrisis, evengoed als met diep doorleefde maatschappelijke inzichten. Om al die redenen, oorzaken en aanleidingen te inventariseren, om er een hiërarchie in aan te brengen, ze voor mezelf te verklaren, ze vervolgens aan potentiële lezers uitgelegd te krijgen en ze dus mooi neer te schrijven (want uiteindelijk is het me toch wel om dat laatste te doen)… heb ik meer woorden (en tijd) nodig dan een bijdrage aan deze blog verdraagt.
Mocht ik ooit mijn memoires schrijven, dan zal dat alles er een dik hoofdstuk van vormen.  Wanneer ik in die memoires ook nog eens de praktische kant van dat engagement belicht, dan wordt het niet alleen een dik, maar ook een leuk hoofdstuk, want er zijn tal van hilarische anekdotes te vertellen over de gebeurtenissen van dat jaar waarin ik terecht kwam tussen fanatieke dierenactivisten, vale kraakpandbewoners, onverstaanbare cyberneuten en activisten op wie de stempel ADHD wellicht wel van toepassing is.
Maar goed, een jaar nadat ik dat wereldje aarzelend binnengestapt was, stormde ik er in galop weer buiten. En sindsdien stel ik me, net als u dat nu doet, de vraag wat me destijds bezield heeft.
Was het een verloren jaar? Neen.  Ik mag me, zoals Ishmael, wel geëngageerd hebben in een bedenkelijke jacht op de witte walvis, je moet er toch maar, net als Ishmael, bij geweest zijn om er nadien over te kunnen vertellen.  Heb ik er, afgezien van de vertellingen die ik u tegoed hou, nòg iets waardevols aan over gehouden? Jawel. Zowel uit de praktijk van dat anarchisme als uit de theorieën die in die beweging opgeld maken, heb ik iets geleerd wat me tot vandaag behulpzaam is. Ook op de mestvaalt van het anarchisme groeien dus wel mooie bloemen. Ik ben zo vrij geweest die bloemen ook te plukken.
In het voorjaar van 2003 ging ik de anarchistische landdagen in Appelscha bezoeken. Dat was wel een mooi gebeuren, help me onthouden dat ik daar later nog iets over schrijf. Ik kocht er een brochure van nul cent (op dit merkwaardige bedrag kom ik verder terug), geschreven door ene Louis Mercier Vega.  Het boekje heet ‘affiniteitgroepen’ en gaat over een van de organisatievormen van het anarchisme. Ik ga daar niet over uitweiden, maar vanaf die dag weet ik ook hoe het team heet dat HVB (*) vorm & inhoud geeft.  Ook dat is een affiniteitgroep, mensen die zich op vrije basis en in wederzijdse sympathie verenigen in een gemeenschappelijke praktijk, zomaar, omdat ze dat graag doen en omdat ze elkaar graag zien.  Ik heb niet op dat boekje moeten wachten om zo’n ploeg te vormen, maar het heeft me er wel een geschikte naam voor gegeven.  En het werkt. Het werkt al tweeëntwintig jaar en het werkt nog beter sinds we het een affiniteitgroep noemen.
Er is nog iets.  In Appelscha ‘kocht’ ik niet toevallig dat boekje voor nul cent.  In dat anarchisme heb ik een half ondergrondse economie aan het werk gezien die op een leest geschoeid is die we normaliter voor onmogelijk houden. Anarchisten voldoen op een andere manier in hun levensbehoeften. Ze leven bijvoorbeeld in een wereld waarin er gegeten wordt in wat in hun (verschrikkelijke) jargon ‘volxkeukens’ heet. Daar bereiden vrijwilligers eten. Dat voedsel wordt gratis uit voedselbanken gehaald.  Wie eet, betaalt wat hij kan en in veel gevallen is dat niets.  Marginale bezigheid? Misschien, maar ik heb toch wel gezien dat er in België regelmatig honderden dergelijke maaltijden bereid worden. Dat was het geval in 2003-2004 en het zou me niet verbazen mocht dit nog steeds het geval zijn. Er is meer.  Die anarchisten kiezen hun kledij gratis uit de rekken van ‘weggeefwinkels’ en ze wonen gratis in kraakpanden.
Wat ik in dat jaar gezien heb, is dat er naast onze alom aanwezige economie gebaseerd is op winst & concurrentie, alhier ook een economie functioneert gebaseerd op de gift (en dus evenmin op zwartwerk).  Je kunt daar wel veel tegen inbrengen, maar het feit dat er zo’n andere werkzame economie bestaat, is toch wel hoopgevend voor een antikapitalist als ik.  En ja, ook de ploeg die HVB uitgeeft doet dat op dezelfde economische basis.  Niemand die voor het blad schrijft of aan de redactie en opmaak van HVB werkt, wordt daarvoor betaald, dat is trouwens evenmin het geval voor de uitgever zelve.  De affiniteitgroep rond HVB maakt een product gebaseerd op de economie van de gift
Net zoals ik me uit dat anarchisme het logo voor deze blog toegeëigend heb (de kwaaie kat die eerst de kop van deze blog sierde was een logo van de CNT, een anarchistische vakbond; de kat werd inmiddels vervangen door een meer pasende vuurtoren) en net zoals ik aan de haal gegaan ben met het citaat van Hegel, net zo heb ik me de termen economie van de gift en affiniteitgroep toegeëigend. Ik heb ze ingepikt om ze vervolgens voor mijn eigen kar te spannen. Ik kan dat doen, want eigendomsrecht is toch wel het laatste dat anarchisten voor zichzelf mogen opeisen. En Hegel zal mij evenmin komen tegenspreken.
Flor Vandekerckhove
(*) HVB staat voor Het Vrije Visserijblad, het tijdschrift dat ik sinds 1988 uitgeef.

Geen opmerkingen: