dinsdag 14 mei 2024

In memoriam Franz Wright (°1953 - †2015)



OP 14 mei 2015 stierf dichter Franz Wright, da’s vandaag exact negen jaar geleden. Ik denk niet dat ’s mans overlijden in de Vlaanderens herdacht wordt, tenzij hier, in De Laatste Vuurtorenwachter. 
Eerst leer ik Franz’ vader kennen, James Wright, eveneens een dichter. In 2018 vertaal ik diens Lying in a Hammock at William Duffy’s Farm in Pine Island, Minnesota. In 2020 leer ik dan zoon Franz kennen, van hem vertaal ik Home for Christmas. Vader en zoon, twee dichters, dat is nogal wat. Dat het érg is begin ik te vermoeden wanneer ik Franz’  Circle lees, over moeder, en Last, over vader. Ik vertaal er veelzeggende stukjes uit in Over James en Franz, vader & zoon, twee dichters. Hóe erg het is verneem ik in de memoires van Liberty Kovacs, Franz’ moeder.
Ik vertaal niet weinig van Franz Wright. In 2020 is dat Bees of Eleusis, in 2021 One Hundred And First Reason To Stay In Your Room (’t lijkt wel een voorspelling van corona, die titel) en Can You Say That Again. In dat jaar ontdek ik ook het wonderlijke There’s a Light That Enters Houses With No Other House in Sight, langspeelplaat van David Sylvian. Muziek van Sylvian, geïnspireerd door Franz Wright, die je op de plaat ook gedichten hoort declameren. Mij geeft het de gelegenheid om er ook enkele vertalingen aan toe te voegen: David Sylvian, Franz Wright en ik in Wintersleep, in The Peyote Journal Breaks Off, en in Dead Seagull. ('t zijn links waar je ook terechtkunt om de betreffende video’s te zien: muziek, origineel en vertaling in één!)

zondag 12 mei 2024

Op zoek naar Glibert van het gelijknamige hotel

Centraal op de postkaartfoto: hotel Glibert, Driftweg Bredene, omgeven door drie vakantievilla'sin de achterliggende verkaveling. Van links naar rechts: Honoré-Malfada, L’Aube en Les Allouettes. Vooraan zien we de kusttramlijn en helemaal vooraan de Koninklijke Baan.



BREDENE — De postkaart circuleert al vele jaren op ’t net en we weten ook wel wat. De inventaris van onroerend erfgoed vermeldt het gebouw terloops als luxehotel, gevolgd door 1908, 1910-1911, waaruit ik afleid dat het ten laatste in 1911 klaar is om gasten te ontvangen.
De sfeer die het gebouw op de foto uitwasemt doet me ietwat aan Harry Potters Zweinsteindenken, maar de uitbaters catalogeren het gewoon als familiepension, met daaraan verbonden café en restaurant. Je hoeft niet aan één lange tafel aan te schuiven, er is ‘service par tables séparées’. Er zijn badkamers en er is elektriciteit. Wie heimwee naar huis heeft, kan bellen, er is telefoon (nummer 582). Wie met eigen wagen komt, wellicht via de Koninklijke Baan (in die tijd niet verder dan Blankenberge), kan die kwijt in de ruime hotelgarage. Dat alles staat op een promotiekaartje, ik weet niet uit welk jaar.
Lang denk ik dat Glibert een fout is, dat het eigenlijk Gilbert moet zijn. Ik ben daar niet alleen in, ook de postkaart zegt Gilbert en de spellingscontrole van mijn Mac maakt er ook graag Gilbert van. Maar het is wel degelijk Glibert. Dat is, weet ik inmiddels, een veelvoorkomende familienaam, hij wordt bijvoorbeeld meer dan twintigduizend keer vernoemd in Geneanet, een stamboomsite. Dat grote aantal weerhoudt me er trouwens van om in die massa naar de Bredense hoteluitbater te zoeken. 
In het Jaarboek 2010 van Ter Cuere vind ik een aanknopingspunt: een lange lijst van Bredense burgerlijke oorlogsslachtoffers vermeldt twee Gliberts. De ene heet Oscar, woont in de ‘Kapellewijk’ en is bouwkundige, de andere heet Adrien-Fernand, woont in Turkeyen 26. (*) Misschien woont Adrien-Fernand Glibert later/vroeger/ook in de Rue Africaine 29 te ‘onleesbaar’, ook dat adres staat naast zijn naam, hoe dan ook: hij is… hotelier. De twee krijgen een vergoeding omdat ze tijdens de Eerste Wereldoorlog weggevoerd werden, uit huis gezet of gevangengezet (er staat ‘opdrijving’.) Ik ga ervan uit dat hotelier Adrien-Fernand de eigenaar van het gelijknamige hotel is.
Lang functioneert het gebouw niet als luxueus familiepension. In 2020 wordt het verkocht om deel uit te maken van Sanatorium Marin, ook Hôpital Maritime Roger de Grimberghe genaamd, naar de weldoener die in zijn testament geld ter beschikking stelt voor de bouw van zo’n sanatorium.
Hoe het Adrien-Fernand Glibert verder vergaat, blijft verborgen in de nevelen des tijds. We kunnen hem de vragen van Paul Jambers niet meer stellen: wie is hij, wat doet hij, wat drijft hem?  Blijft Glibert in Bredene wonen? Verblijft hij hier alleen maar? Verhuist hij naar Saint-Gilles of Ixelles, twee gemeenten waar er inderdaad een Rue Africaine is? Bestaat er een nazaat met een stoffig familiearchief op zolder?
Flor Vandekerckhove

(*) Turkeyen verwijst naar een wijk gelegen langs de Driftweg, tussen Groenendijk en Parklaan, de oorsprong van de naam ligt in een hoeve die Cleen Turquie heette en aan ’t uiteinde van de Groenendijk lag. 

Links: de leeszaal van hotel Glibert, daarachter het salon. Rechts: het promotiekaartje, waarop een gast ‘notre hôtel’ geschreven heeft.


zaterdag 11 mei 2024

Waarover de tafelrede gaat

IN DIT PROZAGEDICHT laat ik me inspireren door W.H. Auden en Bob Dylan. De eerste doet dat met zijn gedicht ‘As I Went Out One Evening’, Dylan doet het met zijn song ‘As I Went Out One Morning’. Mijn antwoord op die twee post ik in 2016: ‘De zee aan een wasdraad’. In maart 2023 maak ik er een YouTubefilmpje van, iets wat ik in 2016 nog moest leren. Vandaag publiceer ik de video voor ’t eerst in De Laatste Vuurtorenwachter. Het verhaal zal u acht jaar na de creatie ongetwijfeld weer plezieren. Het werd ook opgenomen in‘Gesprekken met Polleke’, een bundel prozagedichten, de advertentie voor dat e-boekje staat onderaan deze post. (Flor Vandekerckhove)


Waarover de tafelrede gaat
Kijk op YouTube 
[172]
Dit prozagedicht dateert van 2016. U kunt het hier ook gewoon lezen. Daar staat bovendien een link naar woordkunstenaar Nancy Zwaenepoel die ‘Die avond op de Spinoladijk’ leest, mijn vertaling van Audens gedicht ‘As I Went Out One Evening’. 

De digitale publicaties (pdf en EPUB) van De Lachende Visch zijn gratis. Mail erom (en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be.

vrijdag 10 mei 2024

Een digitale avant-gardebibliotheek, gratis, in ieders bereik

De bibliotheek van Cincinnati (Ohio), hier gefotografeerd in 1955. Kenneth Godsmith: ’Dagelijks schrijft elke krant een nieuw boek, waarin alle menselijke thema’s aan bod komen: liefde en haat, oorlog en vrede, lichaam en geest, kleine en grote dingen… Waarom zou een schrijver daar nog iets aan toevoegen?’ Iets nieuws maken is niet langer relevant, zegt Goldsmith: ’Verplaats het, herschik het, verpest het, breng het samen, verzamel de gemaakte dingen…’ Ik neem de proef op de som. Voor me ligt de krant. Al op de eerste bladzijde vind ik dit driezinnenverhaal dat ik me toe-eigen: ‘(Nieuwjaar 2024.) In Brussel moeten elke nacht honderden alleenstaande mannen een slaapplaats zoeken op straat, vaak met niet meer dan een deken en een kartonnen doos als bescherming. Nochtans is het recht op bed en brood in de wet verankerd.

Eerste deel van een triptiek, waarin ik op zoek ga naar voorgangers in de exploratie van het digitale als revolutionair literair medium. Een volgende post belicht de experimentele pioniers van de hypertekst, een derde gaat over de Alt-Lit stroming (2011-2016).

VANAF 1996 bouwt de Amerikaanse avant-gardedichter Kenneth Goldsmith (°1961) een internetbibliotheek uit, verzameling van al wat hij op ’t net aan avant-gardemateriaal aantreft. Zijn UbuWeb bevat inmiddels visuele, concrete en klankpoëzie, uitgebreid met archieven voor film- en geluidskunst.
De basisprincipes van UbuWeb zijn ook de mijne: digitaal, niet-commercieel en gebaseerd op de economie van de gift⇲. Dat is ook de manier waarop De Laatste Vuurtorenwachter tot u komt, zo worden ook mijn boeken verspreid, in die zin is Kenneth Goldsmith een geestesgenoot.
Wat we ook gemeen hebben is dat we beiden een kritiek op de avant-garde formuleren. Mijn kritiek is humoristisch: New York of de vuurtoren, essay uit 1993; de veel fundamenteler kritiek van Goldsmith staat in zijn boek Duchamp is my Lawyer. (°)
‘UbuWeb’s groot, grensvervagend archief van de avant-garde verandert noodzakelijkerwijs wat met avant-garde bedoeld wordt, term die opgezadeld is met de erfenis van patriarchaat, hegemonie, imperialisme, kolonisatie en militarisering. De dichter en criticus Dick Higgins gaf uitdrukking aan deze zorgen: “Het concept van een avant-garde, dat betrekking heeft op de militaire metafoor van oprukkende troepen die voor de hoofdmacht verschijnen, is mannelijk.” Avant-garde theaterwetenschapper Kimberly Jannarone is het daarmee eens: “De term ‘avant-garde’ – afkomstig van het leger en voor het eerst toegepast op de kunst rond de Eerste Wereldoorlog – wordt zwaar belast met seksistische, racistische, primitivistische en imperialistische opvattingen.”’
Je vindt op UbuWeb hoe dan ook wonderlijke kunstuitingen waarover een eenvoudige mens als ik anders nooit iets verneemt.
'De site is gevuld met afval en eendagsvliegen van grote artiesten die bekend staan om andere dingen: muziek van Jean Dubuffet, poëzie van Dan Graham, hiphop van Jean-Michel Basquiat, punkrock van Martin Kippenberger, films van John Lennon, hoorspelen van Ulrike Meinhof, symfonieën van Hanne Darboven, countrymuziek van Julian Schnabel — waarvan de meeste oorspronkelijk in kleine oplagen werden uitgebracht, door de kritiek genegeerd werden en snel weer verdwenen. Het internet biedt de perfecte plek om die werken weer op te rakelen. (…) Ubu stelt zodoende een andere soort, revisionistische kunstgeschiedenis voor, gebaseerd op de periferie van de artistieke productie in plaats van op de opgemerkte, gehypet of op de markt gebaseerde kunstgeschiedenis.
Hoewel beroemd om zijn megalithische metalen sculpturen, heeft Richard Serra bijvoorbeeld veel belangrijke videokunst gemaakt. Het museumverhaal versterkt deze onzichtbaarheid. In Serra’s retrospectief in het MoMA in New York in 2007 was niets te vinden van zijn essentiële video’s Television Delivers People (1973) en Boomerang (1974), beide vaak bezochte bronnen op UbuWeb. Op dezelfde manier is Salvador Dalí’s obscure psychedelische film Impressions de la Haute Mongolie – hommage á Raymond Roussel (1976) de enige film naast Un chien Andalou (1929) die hij tijdens zijn leven voltooide. Het is ook de enige film die je ooit zult zien over Opper-Mongolië, gigantische hallucinogene paddenstoelen en een met urine doordrenkte pen. Quasi onmogelijk om in theaters of musea te zien […]’
Het vraagt allemaal wat zoekwerk, maar wie zich de moeite getroost stoot bijvoorbeeld op James Joyce die op een krakende fonoplaat met brio uit Finnegans Wake voorleest of op William Burroughs die het belang van de cut-up techniek expliceert. In de ubu-bib kun je ook gratis boeken downloaden, wat ik juist uittestte met The Last Man van Maurice Blanchot. Ik heb nog een stukje 'breaking news'. Goldsmiths wikipediabladzijde sluit af met deze zin: ‘On January 1, 2024, Goldsmith closed UbuWeb, retiring from literary production and public life.’
Flor Vandekerckhove

(°) Kenneth Goldsmith. Duchamp is my Lawyer. The Polemics, Pragmatics and Poetics of UbuWeb. 2020. Columbia University Press. 256 pp. (Op p. 25-28.) De digitale versie van het boek is gemakkelijk te vinden op ’t internet en kan gratis gedownload worden.

De digitale publicaties (pdf en EPUB) van De Lachende Visch zijn gratis. Mail erom (en vermeld de titel: zet in dit geval ‘200’, dan begrijp ik het wel.): liefkemores@telenet.be.

woensdag 8 mei 2024

Zoveel herinneringen op een straathoek

Twee keer dezelfde straathoek. Links: de twee huizen rechts naast hotel-brasserie Des Ardennes staan er ook vandaag nog. Foto rechts: een kavel verwijderd van hotel-brasserie des Ardennes staat in de Kasteellaan een klein hotelletje met reclamepaneel op de zijmuur. Ik herinner het me als een café. In mijn (niet altijd betrouwbare) herinnering wordt het uitgebaat door De Facq en heet het Sporting of Sportwereld. (Jean Pierre Declercq bevestigt: 'Het was café-pension Sportwereld, eigenaars waren Firmin De Facq en Marie Smis, mijn grootouders.')


BREDENE — Twee oude postkaarten, beide tonen dezelfde straathoek. De ene focust op de Driftweg, de andere geeft een inkijk in de Kasteellaan. Eén gebouw staat op beide foto’s: hotel-brasserie des Ardennes. Bestaat niet meer, flatgebouw De Zandberg staat nu op die plaats. 
In de sixties is hotel-brasserie des Ardennes een van de plekken waar ik braadkippen uit de winkel van mijn ouders lever. Ik ken de uitbaters, Alice Boentges en haar echtgenoot Frans Jonckheere, bekend figuur, drie keer op rij prins carnaval, wat hem in 1971 tot keizer maakt. Ik herinner me de vakantiejob van schoolmakkers in de brasserie: Koenraad Levecke, Bert Tas, JP Boentges
De twee postkaartfoto’s gaan mijn tijd ver vooraf, minstens een ervan dateert van voor de Tweede Wereldoorlog, wellicht doen beide dat, misschien worden de foto's zelfs op dezelfde dag gemaakt. Ik neem er de loep bij. Het reclamepaneel aan de geveltop van de brasserie propageert een mij onbekend biermerk, XL, en het internet leidt me helaas niet naar een brouwer met die naam. Interpreteer ik XL verkeerd als zijnde een biermerk? Het plakkaat vermeldt ook het assortiment bieren: export- helles - bières fines,  ik verneem voor ’t eerst iets van een biersoort die ‘helles’ heet, maar kijk, het bier bestaat nog en ik kan je er een mooi bierglas van tonen.
Een van die twee foto’s toont de hoekgevel van Hôpital Maritime Roger de Grimberghe, het soort ziekenhuis dat in die tijd aan de kust wel meer voorkomt, zo is er in Middelkerkeeen ziekenhuis met dezelfde naam geweest en ook in andere landen is men in die tijd overtuigd van de helende werking van de zee
Mijn moeder heeft me veel over het sanatorium marin verteld. Het speelt een grote rol in mijn familiegeschiedenis. Om den brode komen de Gentse Aline en haar dochter Henriette in 1934 in Bredene terecht, waar dr. Blanckhoff het hospitaal uitbouwt. Aline wordt er strijkster, haar dochter is elf en loopt in Bredene school. Moeder en dochter wonen in het gebouw. Die dochter wordt in 1949 mijn moeder. 
Hôpital Maritime Roger de Grimberghe bestaat al lang niet meer, ’t heeft de oorlog niet overleefd. Nu staat daar 'Shamrock', een villa-flatgebouw. Wat maakt dat de twee hoekhuizen van die foto’s tot de voltooid verleden tijd behoren.
Over de twee straten valt ook iets te vertellen. Een drift is een laan (drift, dreef) waarlangs men koeien van het dorp naar de weiden brengt. Had de Driftweg ooit die functie in Bredene? Misschien heeft iemand van Ter Cuere zich ooit over die vraag gebogen, ik zal het eens vragen.
De herkomst van Kasteellaan is duidelijk. De straat leidt recht naar Mon Castel, 'mijn kasteeltje', een van de eerste villa’s 
in de wijk, gebouwd in de jaren twintig. In 1981 koopt de gemeente het vervallen Mon Castel en laat het slopen, het terrein wordt toegevoegd aan park Ramakers. Kasteeltje weg, straatnaam blijft. Wat ook blijft zijn de herinneringen: Roland Van Loo herinnert zich daar een lusthof met speeltuintje: schommel, tennisveld, vijver… Roland herinnert zich de speelkameraden in het tuintje van Mon Castel: Lucien Samijn, Yves en Jacques Danneels, André De Kuyper, Ghislain Maertens… Binnen in de villa was er een gelagzaal, zegt hij. Uitbater was ene Compernolle die later in Bredene soep vent. Na de Compernolles wordt de villa korte tijd bewoond door de familie Heymans. Luc Blomme voegt eraan toe: 'Mon Castel werd midden de jaren 50 ook bewoond door het gezin Vermeersch. Kamiel deed o.a.handel in koffie en trachtte het park wat op te fleuren. Hij was fervent toneelspeler die zijn rol nooit kende en op het podium haast met zijn hoofd in de souffleursbak zat. Hij speelde ook meermaals Sinterklaas op school', zelf herinner ik me het zoontje, Joost zat in m’n kleuterklas.

maandag 6 mei 2024

Avontuurlijk kaaileven op de Oosteroever

Bovenaan rechts: Marijke Vandekerckhove en ik achteraan het appartementje Baelskaai 2. De groene pijl verbindt het platform met dezelfde plaats, maar dan opgenomen in het flatgebouw Baelskaai ONE. Onderaan links: Bert Vandekerckhove en Merel De Smet op de kaai van het Vuurtorendok, in de weer met hun kruisnet. Op de achtergrond de kraan waarmee Staf Versluys jachten uit ’t dok haalde. In de top van de kraanarm had zich een koppel eksters genesteld. De rode pijl verbindt de blinde muur van 1988 met dezelfde plek in een nog te bouwen flatgebouw.


IS DAT niet vreemd? Telkens ik op de Oostendse Oosteroever de Baelskaai afwandel, valt het me op: je ziet geen spelende kinderen. Plaats genoeg nochtans, het voetpad is zo breed dat je ’t geen stoep meer kunt noemen, ’t is een promenade en z’ is breder dan een voetbalveldje. Vragen komen mijn gemoed bezwaren: hebben die mensen geen kinderen? Worden hun kinderen binnenshuis gehouden? Spelen kinderen vandaag niet meer op straat? Wordt er niet langer om marbelsgespeeld? Of met pekkelsWordt er niet meer gehinkeld? Katjeduuk? Katje-verhoog en katje-waar-dat-je-'t-krijgt? Touwtjespringen? Is de stoep niet langer de plek waar jongens voor ’t eerst hun oog laten vallen op flinterdunne meisjes die hoelahoepen. 't Zijn vragen van een oude straatloper die aan z'n eigen kinderjaren denkt.
Alzo mijmerend stap ik verder tot aan de hoek met ’t Vuurtorendok, plek waar ik van 1988 tot 1996 gewoond heb. Voor de kinderen schafte ik meteen een kruisnet aan en daarna sloeg ik een krabbenpot aan de haak. Uit een afvalcontainer van Valcke haalde ik een bromfiets, waarmee m’n dochter sjette gaf. Uit Gent brachten de kinderen vriendjes mee, onlangs zag ik Hannes Van Severen weer, een van die vriendjes, hij zei me dat het onvergetelijke uren geweest waren.
Ik zet mijn wandeling verder, tot aan de hoek van de Halvemaandijk en de Vuurtorenweg. Daar staat een bank, waarop ik een wijl verpoos. Ik kijk er naar kledij van passanten, die verraadt of ze van de Opex komen of uit de nieuwe flatgebouwen op de Oosteroever.
Flor Vandekerckhove
De digitale publicaties (pdf en EPUB) van De Lachende Visch zijn gratis, zo ook dit essay van oktober 2023. Mail erom (en vermeld de titel: Over schrijverschap): liefkemores@telenet.be.

zondag 5 mei 2024

Write It Again Sam

Mijn boeken verschijnen sinds 2014 alleen nog digitaal, zo ook GAUW!, boek waarin ik het verhaal van mijn kinderjaren vertel. Dat boek stemt me, zelfs na vier bewerkingen, nog steeds niet tevreden. Het wordt nu uit de rekken van De Weggeefwinkel weggenomen. Ik werk aan een vijfde editie, volledig herschreven in provoverzen. Het advertentiebureau Reclame Is Onze Eigen Kwaliteit (RIOEK) brengt je op de hoogte zodra de vijfde editie van GAUW! in de rekken ligt.


ALS IK de mensen mag geloven, behoor ik tot de zeldzamen die Alkibiades⇲ van Ilja Leonard Pfeijffer⇲ niet gelezen hebben — bij amazon.nl alleen al meer dan 100.000 exemplaren verkocht. Mijn spanningsboog⇲ is helaas te kort om me honderden bladzijden lang bij de les te houden. 
De laatste roman die ik gelezen heb? Ik was nog redacteur Het Visserijblad⇲, het boek was de beroemde Moby Dick⇲, een vissersroman of course. ik ben daar toen alleen maar in geslaagd omdat het boek uit 1851, zo las ik tot mijn verwondering, niet alleen over visserij en de kwalijke ambities van een kapitein ging, maar ook over mij, dat het zelfs een kwalijk kantje⇲ van mezelf ontblootte, karaktertrek waar ik me niet bewust van was. Ik heb ’t daarna nog wel geprobeerd hoor, romans tot mij te nemen, Misdaad en straf van Dostojevski, Woeste hoogten, van Emily Brontë, Prousts De kant van Swann dat ik uit verveling met een zwaai in zee gezwierd heb… Toen ik in 2012 A.L.Snijders⇲ ontdekte — handpalmverhalen — was ik meteen verkocht: dát wil ik lezen, daar geniet ik van, dit is mijn ding, dit is wat ik zelf wil doen. En sindsdien laat ik romans wijselijk aan mij passeren.
Nu had ik Nadia Lang (een pseudoniem)⇲ beloofd iets over haar pas verschenen boek (°) te schrijven. Hopelijk begrijpt ze uit wat hierboven staat dat ik er niet in slaag het uit te lezen. Maar het bewerkstelligt wel iets. Gravend in de 220 bladzijden van de autobiografische roman vraag ik me af waarom het verhaal me niet boeit, en nog terwijl ik daarover aan ’t nadenken ben, vraag ik me plots iets anders af: kunnen mijn eigen verhalen, als ze soortgelijk autobiografisch verhaal zijn, en van soortgelijke lengte, dan wel iemand boeien? Ik neem de proef op de som en neem GAUW! ter hand. Verschrikt constateer ik dat mijn eigen verhaal mij evenmin boeit. Verrijkend aan de vierde editie van dat boek zijn de links naar songs die met die tijd te maken hebben, maar het verhaal op zich… Waarin onderscheidt zich dat van ontelbare andere verhalen? In mijn oor weerklinkt Charles Bukowski's wake up call: ‘(…) de bibliotheken van de wereld hebben /zichzelf in slaap /gegeeuwd /over jouw soort. /voeg daar niets aan toe. /doe het niet (…)’. Dus: waarom zou iemand GAUW! lezen? De boekenberg valt om van de verhalen, de krant staat vol verhalen, het internet eveneens. Welke pretentie moet de schrijver hebben om daar nog een verhaal aan toe te voegen?! Het literaire antwoord op die vraag ligt, denk ik, in een citaat van Louis-Ferdinand Céline: ‘Les écrivains ne m’intéressent que les gens qui ont un style; s’ils n’ont pas de style, ils ne m’intéressent pas. Et c’est rare, un style, monsieur, c’est rare.’ GAUW! moet, besef ik nu, helemaal herschreven worden, in een stijl mij eigen, ik moet dat verhaal schrijven zoals niemand anders het doet, in provoverzen.
Flor Vandekerckhove

 

(°) Nadia Lang. Eén perfecte dag. 220 pp. Uitg. Scriptomanen. 2024. Verkrijgbaar als e-boek en als paperback. Meer over deze roman op deze website, waar ook een samenvatting van het verhaal staat en een interview met Gerda Van Erkel over het boek.

zaterdag 4 mei 2024

Samen met Joan, Tom, Patti, Bono en Bob


GE MOOGT zeggen wat ge wilt, maar voor een eenzelvige mens als ik is het digitale tijdperk een zegen. ’t Internet biedt ongeziene mogelijkheden aan iemand als ik die schijt heeft aan de boekenmarkt↗︎ en die liever langs de vloedlijn wandelt dan in het lezingencircuit aan te treden. Mis ik dan geen kansen om iets met anderen te doen, wat toch wel verrijkend kan zijn? Eigenlijk niet, neen. Hieronder plaats ik mijn top-5, met de allergrootsten: u hoort ondergetekende aan 't werk met Joan Baez, Tom Waits, Bono, Patti Smith en Bob Dylan. Leve de digitale wereld van ’t internet! (Flor Vandekerckhove)

5. 'I Saw The Vision Of Armies' is een gedicht van Walt Whitman. Joan Baez declameert het. ik lees mijn Nederlandse vertaling: Ik zag het legervisioen. Joan Baez en ik↗︎

 

4. ‘Het lachende hart’ is een vertaling die ik maakte van ‘The Laughing Heart’ van Charles Bukowski. Op de film hoor je de stem van Tom Waits die de tekst in ’t Engels declameert, afwisselend met die van mezelf die de Nederlandse vertaling voorleest. Tom Waits en ik↗︎

 

3. De tieger is de vertaling die ik maakte van het gedicht The Tyger van William Blake. Patti Smith zing het. Ik lees mijn vertaling. (Op het einde speelt Mark Allen een instrumentale cover van Wild Horses van The Rolling Stones.) Patti Smith en ik↗︎


2. ‘Werp de teerling’ is de vertaling die ik maakte van ‘Roll the Dice’, tekst van Charles Bukowski. Op de film hoor je de stem van Bono die de tekst in ’t Engels declameert, afwisselend met die van mezelf die mijn Nederlandse vertaling voorlees. Bono en ik↗︎

1. Annabel Verlee is een gedicht dat ik uit het Engels vertaal. Het is van Adgar Allan Poe en heet daar Annabel Lee. Aanvankelijk was deze opname een 10 minuten durende jam van The Reaggaemasters. Later werd het nummer meer gestructureerd, met de gesproken woorden van Bob Dylan (opname van een van zijn radioprogramma’s). Ik wissel mijn Nederlandse vertaling af met de declamatie van Bob Dylan. [Ook  te horen: Arthur Jeltema, keys; André van Vliet on guitar; Leon Elias percussion; bass drums Jan Sax; Rob van Nieuwenhuizen Sax; Ruud Rudeboy rest and bass. All arrangements by Rob van Nieuwenhuizen and Leon Elias. Recorded and mixed by Leon Elias @ workingsound studios.] Met behulp van GarageBand werd het nu een nieuw geheel. Bob Dylan en ik↗︎  

(5=159) (4=210) (3=213) (2=222) (1=267)

vrijdag 3 mei 2024

Erotische herinneringen aan Paula

IK SCHREEF en postte dit handpalmverhaal met ‘Erotische herinneringen aan Paula’ in 2016. Deze week maakte ik er een video van, iets wat ik in 2016 niet kon, ik moest ‘t nog leren. Voor de internetschrijver die ik ben is zo’n verhaal pas compleet als al de digitale mogelijkheden werden uitgeput: de geschreven tekst, plus de link naar de declamatie en de toch wel speciale manier waarmee ik mezelf bij het declameren begeleid, zoals nu met de eensnarige borstelsteelbas die m'n zoon Bert voor me fabrikeerde. Het verhaal zal u acht jaar na zijn creatie ongetwijfeld weer plezieren, ook omwille van de slotzin: ‘Ja, ze was lelijk, maar ’t was een mooie tijd.’ (Flor Vandekerckhove)


Lees, bekijk en beluister deze 
Erotische herinneringen aan Paula
[30]


Je kan erotische herinneringen aan Paula ook gewoon HIER lezen. 



Flor in spoken word dient om de gedeclameerde versies van mijn verhalen/gedichten kenbaar te maken. 

woensdag 1 mei 2024

Denkt u ook aan Charles Dickens?

Gent, 1 mei 2013. Van links naar rechts. Ahmed, Flor, Eddy, Rik, Magda, Dirk.



VROEGER, toen mijn vuurtorenlicht nog strak op de wereld gericht stond, trok ik op 1 mei telkens naar Gent. Daar verbroederde ik met oud-strijdmakkers. Nu doe ik dat niet meer, naar Gent trekken. Nu mijn blik zich vooral op dit scherm richt, beleef ik 1 MEI op geheel eigen wijze, met name door er ieder jaar een stukje aan te wijden. Het lemma ‘eenmeifeest’, ter rechterzijde van de blog, verzamelt er al negen, verleden jaar postte ik nog George Orwell. Portret van de schrijver als socialist’. Ge ziet: ’t is niet omdat ik in geen stoet loop, dat ik er niet met mijn gedachten bij ben.
Waar ik ook met mijn gedachten bij ben is Heimelijke vreugde 2 van wijlen A.L. Snijders, boek dat voor mij destijds de weg opende naar het handpalmverhaal. Ik ben dat boek nu aan ’t herlezen en stoot daarbij op een voor deze dag passend verhaal:
‘Omdat ik twee dochters heb die een onafhankelijke koers varen, heb ik verscheidene ex-schoonzoons. Een van hen is los arbeider. Hij heet Peter F. en heeft niet lang geleden als uitzendkracht gewerkt (…) Hij had het er naar zijn zin. Hij kon er echt werken, machines bedienen, handelingen verrichten, heen en weer lopen. Zijn leven had zin. Er werd in ploegendiensten gewerkt en soms moest hij dan ook vroeg op, zeer vroeg, eigenlijk in de nacht. (Waarschijnlijk vindt iedereen dat normaal, maar ik niet, ik vind het niks, in de nacht moet men slapen — of, in ieder geval, in, bed liggen —, niet werken, zo is het niet bedoeld.) Maar hij hield zich kranig, hij was tenslotte arbeider. Een ochtend had hij zich echter verslapen en hij kwam te laat, een halfuurtje of zo, maar de dienstdoende vloerchef was streng, hij mocht zijn dag uitdienen en daarna hoefde hij niet meer terug te komen. Hoezo Dickens, waarom denk ik toch steeds aan die man?’
Bij de krantenstukjes zit ook telkens het briefje van A.L. Snijders aan de redacteur. Daarin schrijft hij deze keer iets wat, zo lijkt het wel, speciaal voor 1 Mei bedoeld werd: 
‘Dit stukje is mijn bijdrage aan de klassenstrijd die natuurlijk nooit ophoudt. Bazen en knechten, waarom zou daar ooit wat aan veranderen? De gezichten veranderen en de excuses. En natuurlijk de algemene welvaart. (…) De klassen zijn wat onoverzichtelijker geworden, en het sociale vangnet iets beter; dat is alles.’
Afsluiten doe ik op deze dag met een zeer mooie versie van de Internationale. Wie op facebook zit klikt hier.
Flor Vandekerckhove