vrijdag 25 augustus 2017

Paul Le Blanc weet hoe je een debat moet aanzwengelen

— Paul Le Blanc (°1947), een professor met een megafoon. —    

In 2015 publiceert de Amerikaanse historicus Paul Le Blanc een nieuwe biografie van Leon Trotski. (°) Twee zaken vallen op. Hij focust vooral op de periode van 1929 tot 1940, de jaren van ballingschap. Wat Le Blanc ook zegt is dat enkele klassiekers van het trotskisme niet origineel zijn. Dat geldt zowel voor de theorie van de permanente revolutie (1906) als voor het Overgangsprogramma (1938).
Le Blanc — zelf een trotskist, actief in de International Socialist Organization — heeft intussen weerwerk gekregen. Tijdens zo’n discussies ga ik meestal eens plassen, maar wie daar een keer in wil neuzen (en voldoende Engels kent) kan ik enkele hoogtepunten aanprijzen. Beginnen kun je met de sympathieke boekbespreking van Alan Wald, ook een trotskist en voor de rest een specialist van de roman noir. Waarna je je kunt verdiepen in het antwoord dat Le Blanc op Wald formuleert. Dan weet je meteen ook hoe twee trotskisten op leeftijd met elkaar discussiëren.
Wie liever geen trotskisten leest, omdat hzij daar allergisch voor is bijvoorbeeld, kan terecht bij John Marot, een professor die je niet gauw met de megafoon ter hand zult kunnen fotograferen. Hij meent dat Le Blanc bewust een periode uit het leven van Trotski verdonkeremaant, en da’s uitgerekend de tijd waarin Trotski de opgang van Stalin had kunnen beletten, aldus de professor in Assessing Trotsky. Wie er daarna nóg niet genoeg van heeft — wat merkwaardig zou zijn, maar goed — kan zich vermeien in het minstens even interessante antwoord van Louis Proyect, een Amerikaan die in 1978 de trotskistische partij verlaat, maar daar zijn overtuiging niet achterlaat: Assessing John Marot. Alles samengevat: Paul Le Blanc weet hoe hij een debat moet aanzwengelen.
Dat doet hij ook in een interview dat hier te lezen valt. Ik knip er twee stukjes uit. Het eerste betreft een vraag die socialisten af en toe moeten stellen, in de eerste plaats aan zichzelf: wat is socialisme? Beperkter is de doelgroep aan wie je de tweede vraag kunt stellen: kan een mens zich vandaag nog wel een leninist noemen?
Volgens Paul Le Blanc zijn ‘marxisme, leninisme, socialisme en communisme bedrieglijke woorden. Ze hebben verschillende betekenissen voor verschillende mensen, het is bijgevolg belangrijk om te definiëren wat je onder deze woorden verstaat.’
Wat verstaat Le Blanc daar dan onder? ‘Zoals je weet heb ik socialisme voornamelijk gedefinieerd als economische democratie. Dat veronderstelt het bestaan van politieke democratie; het is het uitdiepen van democratie in het economische veld. (…)’ 
Oké. Moeten we dan het socialisme omhelzen en het communisme verwerpen? ‘Ik neig ertoe om de woorden [communisme en socialisme] op dezelfde manier te gebruiken als Marx deed, als synoniemen.’
Het probleem is, zegt hij, ‘dat “communisme” (…) geassocieerd wordt met enkele van de ergste dictaturen in de menselijke geschiedenis. Dus, wanneer iemand me vraagt of ik een communist ben dan zeg ik “het hangt ervan wat je daarmee bedoelt” (…)’
Beschroomd is Le Blanc niet om zich een leninist te noemen: ‘We moeten het marxisme op een kritische en creatieve manier toepassen in onze huidige omgeving, ons democratisch organiseren om de spontane strijd die ontstaat te respecteren, te waarderen en om die verder vooruit te helpen, en uit zo’n dynamiek kan er een revolutie groeien, en uit zo’n revolutie kan socialisme ontstaan. Dat is de fundamentele oriëntatie van het leninisme zoals ik dat begrijp.’
Vind je die antwoorden te simpel? Laat me je dan het hele boek van Paul Le Blanc aanbevelen.
Flor Vandekerckhove


(°) Paul Le Blanc. Leon Trotsky (Critical Lives). 2015. Reaction Books, London. 224 pp.

Geen opmerkingen: