woensdag 24 februari 2016

Brief

… alwaar ik te allen tijde kan ontsnappen!
Al tijdens de eerste zin word ik gestoord. Met loeiende sirenes komt een ambulance de straat ingereden. Ik wil me er niet door laten afleiden, want de brief is belangrijk en dringend. Belangrijk omdat hij gericht is aan Freek Neyrinck die ik zeer waardeer, dringend omdat ik een etentje moet afzeggen waarop Freek mij uitnodigt.
De ambulance stopt voor mijn deur. Het zwaailicht projecteert korte, blauwe lichtstoten die de concentratie erg bemoeilijken, ik geef me niet gewonnen en schrijf verder. Beste Freek, schrijf ik, ik ga niet ingaan op uw vriendelijke aanbod om Gentse waterzooi te komen nuttigen. Dat komt… 
Omdat dit een lang verhaal dreigt te worden, besluit ik eerst koffie te zetten. Ik ga naar de keuken en zie dat de ambulance vergezeld is van een MUG-voertuig.
Dat komt, Freek, zeg ik, doordat… En dan volgt de reden waarom ik dat etentje afzeg. Ik schrap hem nog voor hij neergeschreven wordt, want ik moet bekennen dat hij even waar als naast de kwestie is.
In mijn straat komt nu ook een hoogwerker gereden. Daar valt niet naast te kijken. Ook de hoogwerker stopt voor mijn deur. Drie auto’s, zwaailicht, stemmen van ambulanciers, ladder, gebrul van de hoogwerker; allemaal erg storend, ik ga verder.
Naast de kwestie, zeg ik. Die kwestie heeft met mijn persoonlijkheid te maken, met de evolutie van vreugdevolle jongeling tot norse oude man, met karaktergebreken die ik zodanig koester dat ze mij heel & gans overwoekeren en met nog andere tekortkomingen die allemaal naar dezelfde conclusie neigen; een conclusie die ik kernachtig probeer te formuleren. En terwijl ik dat doe zie ik hoe de ladder van de hoogwerker zich voor mijn raam ontplooit. Hij trekt een diagonaal over mijn venster.
Die conclusie heb ik lang voor me uitgeschoven, Freek, veel langer dan zo'n hoogwerker zijn ladder uitschuift, want het is voor mij geen pretje om mezelf in 't licht van de waarheid tegen te komen. Terwijl ik de koffie nog eens opgiet, zie ik hoe de uitgeschoven ladder inmiddels tot bij een raam van het buurhuis reikt.
Freek, ik moet deze brief afsluiten, want ik streef, zoals u weet, in mijn schrijven extreme beknoptheid na. De conclusie valt bijgevolg niet langer te ontwijken. Die komt erop neer, Freek, dat ik niet sociabel ben. Kent u dat woord? Sociabel is gezellig in de omgang, onderhoudend, prettig in gezelschap. Niets daarvan, Freek, is mij gegeven. Ik kan mij gedurende een korte wijle wel alzo voordoen, maar lang mag dat niet duren. Neen Freek, ik ga niet bij u komen eten, want ik kom alleen op plekken waar ik meteen weer kan ontsnappen. Wat ik trouwens telkens doe, ik ben ter zake berucht.
Ik kan daar nog veel aan toevoegen, Freek, maar word daarvoor toch te veel afgeleid door de ladder die weer langzaam in elkaar begint te schuiven. Op het uiteinde ervan bevindt zich, zie ik verschrikt, een draagberrie. Daarop ligt een vrouw ingesnoerd. Ze leeft, zij het nauwelijks. Die vrouw woont naast mij, maar ik ken haar niet, laat staan dat we ooit het maal gedeeld zouden hebben. Vreemd genoeg, Freek, vind ik dat het zo hoort. De ambulance rijdt met veel misbaar de straat uit.

Flor Vandekerckhove

Geen opmerkingen: