donderdag 9 april 2015

Over de lifestyle van zombies

— Dit is geen beeld van het publiek in de Lotto-arena in A'pen, maar een beeld uit een zombieverhaal. —

Bij de aanvang van het jaar kondigde ik het goede voornemen aan om meer over film te gaan schrijven. Ik heb me er goed aan gehouden, want de blog telt inmiddels al vijftien filmbijdragen. Een aantal gaat over genrefilms. Zo scheef ik eerder al over de film noir en over de gothic. In de pijplijn zit ook een spetterend stuk over de erotische film. Helaas belet een hardnekkige verkoudheid om daar nu ten volle van te genieten. Daarom wil ik het eerst over een filmgenre hebben dat meer in overeenstemming is met het snot dat ik momenteel produceer: de zombiefilm.
Horror, je bent ervoor of je bent ertegen, maar je kunt niet zeggen dat er geen merkwaardige studies oplevert. Zelf ben ik Monsters of the Market aan ’t lezen, een 290 bladzijden tellend essay met de veelzeggende ondertitel Zombies, Vampires and Global Capitalism. Als een volleerde internetzombie heb ik dat werk vanuit het net naar mijn hol gesleept om het aldaar gratis te verslinden.
— Supergoedkope arbeid in White Zombie (1932) —
De auteur maakt in dat boek een interessante opmerking over de evolutie van het genre. De zombies die, in de jaren dertig, de eerste films bevolken worden als ‘living-dead labourers’ geportretteerd, ingezet aan de lopende band. Daar bestaat een mooi voorbeeld van dat je hier gratis kunt bekijken. In White Zombie (1932) maken we kennis met een fabrikant die levende doden inzet om het suikerriet te bewerken. Ondood als ze zijn hebben die zombies geen behoeften, ze eten zelfs niet, ze moeten dan ook niet betaald worden: de natte droom van elke werkgever.
Hedendaagse zombies zijn anders. De ondoden zijn vleesetend geworden. De films bekritiseren niet langer het kapitalisme, maar het consumentisme. De arbeidersklasse (een term gebaseerd op de productie van waren) wordt vervangen door het woord middenklasse (gebaseerd op de consumptie ervan); producenten worden weggegomd door consumenten. Het is iets wat niet alleen in zombiefilms voorkomt, maar bijvoorbeeld ook in het tv-journaal (ook veelal een gruwel) waarin stakende arbeiders à volonté tegengesproken worden door consumenten die over dat stakingsgedrag veel te klagen hebben.
Die consumenten worden uiteraard evenzeer met de wetmatigheden van het kapitalisme geconfronteerd. Er wordt immers maar geconsumeerd tot wanneer alweer een nieuwe crisis er een einde aan maakt. En dan gebeurt er wat Marx en Engels in het Communistisch Manifest voorspellen: ‘De maatschappij komt plots in een toestand van barbaarsheid terecht; het lijkt dan alsof een hongersnood, een algemene verdelgingsoorlog al haar levensmiddelen afgesneden hebben: de industrie en de handel schijnen vernietigd, en waarom? Omdat zij te veel beschaving, te veel levensmiddelen, te veel industrie, te veel handel bezit. De productiekrachten, die tot haar beschikking staan, dienen niet meer tot bevordering van de burgerlijke eigendomsverhoudingen; integendeel, zij zijn te geweldig geworden voor deze verhoudingen, zij worden belemmerd en zodra zij deze belemmering overwinnen, brengen zij de gehele burgerlijke maatschappij in wanorde, brengen zij het bestaan van het burgerlijk eigendom in gevaar.’
Regisseur George Romero brengt heel deze thematiek mooi in beeld in Land of the Dead (2005). Wie in dat land van de doden nog leeft doet dat in een streng bewaakte stad, genre Antwerpen tijdens veiligheidsfase 4+. De bewakers trekken zo nu en dan de door zombies bewoonde wereld in om conserven te halen zodat de streng gecontroleerde middenklasse kan blijven consumeren. 
Romero’s film speelt zich af in zijn eigenste Pittsburgh, ooit het centrum van de Amerikaanse staalindustrie. Die bestaat daar nu niet meer. De stad is thans in handen van de kapitalist Kaufman (Dennis Hopper). De zombies proberen de stad wel op Kaufman te heroveren en ze worden daarin geleid door Big Daddy die nog altijd zijn overall draagt, een verwijzing naar de oorspronkelijke bewoners van Pittsburgh.
Over de verhouding tussen de filmbeelden en Pittsburgh zegt regisseur Romero dat de stad eertijds een bloeiende migrantengemeenschap was. Het was, zo zegt hij in dat interview, een soort Amerikaanse droom, waarin weliswaar niemand besefte dat de arbeiders tweederangsburgers bleven. En, zo zegt hij ook: ‘it just so happens that it’s now a reflection of the entire country.’

Flor Vandekerckhove

Geen opmerkingen: