dinsdag 28 april 2015

Seks als steekvlam, porno als vonk (Over porno 2)

In Gent ontstond de contestatie naar aanleiding van een verbod dat met seks te maken had. De universiteit verbood in 1969 een studiedag met als thema Pornografie, zin of onzin. De studenten reageerden verbolgen. Al vlug kreeg de zgn. Maartbeweging een bredere inhoud en kwam de democratisering van het onderwijs centraal te staan. Zelf sta ik achteraan op deze foto. Het zou mijn eerste betoging worden en er zouden er nog vele volgen.

NET ZOALS U ben ik een seksueel wezen en net zoals u ben ik een kind van mijn tijd. Maar misschien verschillen we van elkaar doordat ik een tiener was in 1968. 
U kent dat jaar wel, het is een begrip, zozeer zelfs dat de bende van De Wever het als kapstok gebruikt om er haar malaaien aan op te hangen. Dat valt te begrijpen, 1968 is een absoluut dieptepunt voor De Wevers normen & waarden, voor orde & tucht; ’t is een jaar waarin niemand zijn plaats nog kent. Studenten trekken naar de fabriek en arbeiders naar de universiteit, onderweg breken ze de straat open; er wordt wild gestaakt, wild betoogd, wild geplast; soldaten breken hun geweer, rijkswachters hun tanden, vrouwen breken het huwelijk op, pastoors breken met de paus… Scherven à volonté!
En zeggen dat het allemaal met seks begint. Ik kan niet onmiddellijk een periode bedenken waarin seks een vergelijkbaar maatschappelijke relevantie heeft. 
De allereerste actie van wat later als Mei 68 bekend wordt, dateert van maart in dat jaar. Aan de universiteit van Nanterre eisen studenten dat jongens en meisjes samen mogen slapen. Vindt u dat een lullige eis? Dat komt doordat u niet in de jaren vijftig, zestig opgevoed bent. Ik kom plaats te kort om de merkwaardige opvoedingsmethodes uit die tijd te beschrijven, maar eerder heb ik een stukje gepubliceerd dat u ongetwijfeld in die sfeer brengt. Hoe dan ook, met die seksuele eis trekt zich een beweging op gang die eindigt in een van de grootste opstanden die Frankrijk gekend heeft. 
Seks als steekvlam! 
Merkwaardig is dat die van Leuven in deze de primeur hebben. De slaapkamerproblematiek van Nanterre wordt ver voorafgegaan door een gebeurtenis in Vlaanderen. Op 3 februari 1967 publiceert het Leuvense studentenblad Ons leven een ophefmakende editie die als ‘het sexnummer’ de geschiedenis ingaat. Hoofdredacteur Ludo Martens mag van de proffen geen artikels meer schrijven die ‘afwijken van de christelijke ethiek’ en hij wordt van de universiteit weggestuurd. En hopla: de eis Leuven Vlaams wordt omgebogen tot een verzet tegen de autoritaire universiteit. 
Twee jaar later bevind ik me in Gent alwaar ik me in het studentenleven stort. Ook daar staat seks vooraan in onze jeugdige agenda. Een culturele club wil in maart 1969 een studiedag organiseren, onder de wervende titel Pornografie, zin of onzin? Het initiatief wordt verboden omdat er verhelderende lichtbeelden op ’t programma staan, een publiekstrekker om U tegen te zeggen. Verboden! De verbolgenheid is groot en ook hier zien we ‘t weer gebeuren: wat begint met seks waaiert uit naar heel 't maatschappelijk leven. Er ontstaat een Gentse Maartbeweging die bepalend zal zijn voor de maatschappelijke visie van veel jonge mensen, ook voor die van mij. 
In de daaropvolgende zomervakantie krijg ik in Bredene volk op bezoek, studenten die er de brui aan geven en aan de kust nog eens komen genieten van het strandleven voor ze naar Limburg trekken. Daar gaan ze in de mijnen werken, sommigen blijven dat doen tot hun pensioen: studenten, arbeiders, één front!

zaterdag 25 april 2015

Henri Vandeputte, een vergeten dichter uit Oostende


In een bundel papier blijft mijn oog haken aan een voetnoot over Henri Vandeputte (1877-1952), Franstalige dichter die zijn beste tijd in Oostende doorbrengt. Van die Vandeputte bezit ik een antiquarische poëziebundel. Ik koester dat boekje, enerzijds omdat het een cadeau is van wijlen Yvon Kermarrec↗︎, anderzijds omdat er een handgeschreven opdracht in staat: Au cher Mathieu Corman, stichter van de gelijknamige boekwinkels, waarover ik her↗︎ & der↗︎ al schreef. 
De noot is de transcriptie van een passage uit een radioprogramma, waarin Hugo Claus het over deze dichter heeft, die hij in Oostende placht te frequenteren. 't Is een beetje gebrekkig geformuleerd, 't is dan ook spreektaal van de radio: 
Er zijn ook mensen die, in die jongenstijd zal ik maar zeggen, die mij beïnvloed hebben, die niet bekend zijn, of althans maar bekend zijn in heel kleine kring, en zo iemand was, toen ik in Oostende woonde, een man die heette Henri Vandeputte. Het is een Franstalige Belgische dichter waar niemand meer over spreekt, die zijn glorie heeft gehad in het begin van deze eeuw, omdat hij niet alleen dichter was maar ook un homme du monde, die directeur is geweest van het Casino-Kursaal van Oostende (...) Een vooraanstaande rijke man met, zegt men, de mooiste porseleinencollectie van Europa (...) Hij had één grote fout voor de directeur van een Casino: hij speelde zelf... (...) En toen had hij een klein boekhandeltje in Oostende (Librairie de la bibliothèque, Madridstraat, n.v.d.r.) met vnl. zijn eigen boeken, dus tweedehands maar waarin de fine fleur van de Franse literatuur te vinden was, allemaal met opdrachten en eerste edities (...) Mijn vriendschap met die man was zo dat ik praktisch elke dag naar hem toeging, alleen maar om te luisteren wat hij vertelde over Apollinaire, over de grote Franse dichters van het begin van de eeuw en mijn surrealisme viel bij hem niet in zulke goeie aarde. Hij vond dat allemaal maar charlatans, dus hij zorgde voor een tegenpool, en hij was een uitstekend dichter, in de trant van Apollinaire. Leesbaar, niet van dat duister gedoe, wat men voor diepzinnig houdt. En hij heeft me een grote diepe kennis bijgebracht van de Franse literatuur, en waarom iets stijl had en waarom iets verderfelijk was, wat moreel nog kon en wat goed uitgedrukt werd. Dus die hele gamma. Ik had een professor in de poëzie...(...) Het is een levende schande van de Franse literatuur dat ze die man al was het maar een paar regels gunnen in hun encyclopedieën.’

Flor Vandekerckhove↗︎





Ensor en zijn bende 
in Oostende 
op YouTube

vrijdag 24 april 2015

Verhalen in kotjes steken

— Rechts had William Boyd moeten staan, die onderstaande categorieën formuleert, maar ik kies voor een foto van een merkwaardige ontmoeting, ergens op een onbepaalde plek in de galaxie. Dat beeld was onmogelijk toen dit stukje in 2015 voor het eerst gepost werd, maar nu ik het in 2021 opnieuw doe, ten behoeve van enkele FB-groepen, is er veel water naar de zee gevloeid. En het beeld heeft de potentie van weer een nieuw verhaal. Hieronder lees je hoe William Boyd dat zou noemen en het verhaal van deze spetterende ontmoeting tussen Janis Joplin en Amy Winehouse staat hier. —




William Boyd is een Engelstalige auteur met een indrukwekkend oeuvre en daartoe behoren drie bundels met korte verhalen. Die schrijft hij graag, zegt hij, omdat er zoveel verschillende manieren zijn om het te doen. Hij heeft het genre in een eigen klassement gegoten, van zeven categorieën. Volg de gids! Ten eerste heb je verhalen waarin ‘de gebeurtenis’ centraal staat, dat zijn plotverhalen. Zo is het genre trouwens ontstaan. Allerbelangrijkst daarin is de strakke verhaallijn: begin, midden, slot. Zo zijn ook mijn verhalen, ik ben een simpele mens die de dingen graag overzichtelijk houd. Ik blader in de blog en mijn oog blijft meteen haken aan De vrouw met drie benen. Dat heeft, zo blijkt uit de titel, een buitengewone inhoud, maar die inhoud baadt in een gewone structuur: begin, midden, slot. Tot aan Anton Chekhov worden alle korte verhalen zo geschreven, maar die Chekhov begint er wel aan te morrelen. Hij schaft de plot niet af, maar laat die meer naar het leven neigen. In 't leven worden de dingen inderdaad zelden zo beleefd dat ze in een strakke plot passen. Het verhaal begint bij Chekhov bijgevolg ietwat chaotisch te ogen, abrupt… (Misschien hoort mijn De nonnenstaking daar wel bij, misschien ook niet, je moet maar eens kijken.) Doordat Anton aan de plot begint te morrelen mag hij ook de vader van een derde categorie genoemd worden, het moderne korte verhaal. Dat kan ronduit obscuur zijn, onduidelijk, vaag. Boyd geeft Hemingway (‘Hillls Like White Elephants’) als voorbeeld. Ik ga dat straks eens lezen, ik heb er al veel goeie dingen over horen vertellen. Zou mijn De alwetende verteller van Mars daartoe gerekend mogen worden? Op naar de volgende categorie! Het cryptische verhaal. Dat verschilt van al de vorige doordat het op ’t eerste gezicht vaag lijkt, maar dat eigenlijk niet is. Hoe dieper je graaft, hoe meer je ontdekt. Da’s het geval, leert Boyd me, bij ‘Spring at Fialta’ van Nabokov en ook bij ‘Mary Postgate’ en ‘Mrs Bathurst’ van Rudyard Kipling. Ik denk niet dat er in mijn verhalen diep gegraven moet worden. Er bestaan, ten vijfde, korte verhalen die eigenlijk miniromans zijn. ‘Mijn leven’ van Chekhov behoort ertoe: veel personages, veel details. De miniroman probeert in enkele bladzijden te doen waar de roman er meer dan honderd voor nodig heeft. Nog een aparte categorie is volgens Boyd het dichterlijke/mythische verhaal dat zich zo ver mogelijk van het realisme ophoudt. De vignetten van Hemingway behoren daartoe, zegt Boyd, en ook Dylan Thomas, DH Lawrence, Frank O’Hara en Ted Hughes hebben dat soort verhalen geschreven. Misschien geldt dat ook voor het zeer korte Hoe kan ik mijn geluk bezingen? van de heer Vandekerckhove F. Het biografische verhaal ten slotte leent zijn eigenschappen van de non-fictie, zoals Borges dat pleegt te doen. In zo’n verhalen smokkelen de schrijvers een ferme portie fictie in het leven van echt bestaande personen. Ja, dat ken ik, dat is wat ik meestal zelf ook doe in mijn plotverhalen vol dichterlijke, mythische en toch moderne gebeurtenissen die even vaag als gemakkelijk te doorgronden zijn, gesteld dat de lezers daar enige moeite voor zouden doen, quod non.

Flor Vandekerckhove


[Dit stukje dateert in oorsprong van 2015. Ik redigeer het in 2021 opnieuw, ten behoeve van enkele FB-groepen. Het krijgt ook een nieuwe hoofding.]


 

Brigitte in huis! Da's meer dan een verhaal waard, 

maar of het in een van bovenstaande categorieën past? 

donderdag 23 april 2015

Het korte verhaal of de stem van de eenzame

— Annelies Verbeke — 
Annelies Verbeke is een groot verdediger van het korte verhaal. Die schrijft ze zelf ook, ze stelt bloemlezingen samen, schrijft er krantenartikels en essays over. En ze doet dat goed. In mijn notitieboekje staan daardoor namen van auteurs waarover ik anders nooit hoor en die Verbeke me leert kennen: de Rus Anatoli Govrilov (En de zon komt op en 53 andere verhalen), de IJslander Eliasson, de Nederlanders Sanneke van Hassel en Ton Rozeman (die het genre promoot op www.shortstory.nu), de Hongaars-Servische auteur Aaron Blumm… Verbeke wijst me de weg naar een verhaal van Helen Simpson (Het liefdesleven van een bloedprikster) en naar Ali Smith en haar vormexperiment in True Short Story. Zo heeft ze me ook de Ier Frank O’Connor leren kennen, die in de vroege jaren zestig geprobeerd heeft het korte verhaal theoretisch te doorgronden. Diens inleiding op The Lonely Voice: A Study of the Short Story heb ik van ’t net kunnen halen en daar heb ik zo van genoten dat ik het boek besteld heb.
Het korte verhaal is anders dan de roman en niet alleen omdat het (meestal) korter is. O’Connor benadrukt dat het een aparte kunstvorm, is. De vorm verschilt van de roman, maar ook de inhoud. Het korte verhaal heeft geen held, een personage dat in de roman haast onmisbaar is. Je krijgt een turf immers niet uitgelezen als je je niet kunt vereenzelvigen met minstens een van de personages, bij voorkeur met de hoofdpersoon, die wel een rebel mag zijn, een dromer, een hemelbestormer, een idealist… maar die steeds ìn de gemeenschap opgenomen wordt. Hzij hoort erbij! Dat is in het korte verhaal anders. Centraal daarin staat wat Frank O’Connor ‘a submerged population group’ noemt; een verzonken bevolkingsgroep, degenen die als ’t ware maatschappelijk onzichtbaar zijn, de hopeloze losers, zij waarmee niemand zich wil identificeren. Centraal staat de andere. O’Connor verwijst daarvoor naar De mantel van Gogol, Dubliners van James Joyce, de hoeren van de Maupassant, de provincialen van Sherwood Anderson, de lijfeigenen van Turgenev… Zelf denk ik aan De gedaanteverwisseling van Kafka, waarover ik eerder al geschreven heb.
Tijd om samen te vatten: centraal in het korte verhaal staat niet de held, maar de outsider, de vreemde, de eenzaat. Die verschijnt ook wel in de roman, maar daar wordt hij opgenomen in het maatschappelijke spel. Dat is anders in het korte verhaal. Zegt Verbeke: ‘In het korte verhaal krijgt de vreemde de tijd niet om zich in te burgeren, de psychiatrische patiënt geneest niet, de eenzame gaat er meestal niet bij horen.’ 
Flor Vandekerckhove


Libravox Audio Book - Nikolai Vasilievich Gogol - The Cloak (The Overcoat) - Part One (2008)



dinsdag 21 april 2015

De eeuwige terugkeer van Zwarte Maria (slot)

Het hemd met de print van Zwarte Maria's
borsthaar kwam in Rome terecht en belette
de zaligverklaring.
De zaak van Zwarte Maria begon op den duur ernstige politieke, godsdienstige en commerciële gevolgen te krijgen. Laat ons beginnen met de politiek. De overheid kon niet meer naast het fenomeen kijken. Trop is te veel, zei Steve Deschoolmeester, de burgervader van Bredene, en hij riep de fractievoorzitters van de gemeenteraad bijeen. Die beslisten dat een Raad van Wijzen de zaak in goede banen moest leiden. De sossen lieten hun keuze vallen op de heer Vanhorenzeggen W. en de kaloten schoven hun veteraan Vanopdheye G. naar voren. Ook de zwarten hadden iemand aangeduid, maar die had al ontslag genomen vooraleer de werkzaamheden van start konden gaan. Mede daardoor kwam die Raad al vlug tot een akkoord, zodat we meteen kunnen overstappen op de godsdienstige gevolgen. De heer Vanopdheye G. werd namelijk door de Raad naar Rome gestuurd om aldaar de zaligverklaring van Zwarte Maria op gang te trekken, iets wat het toerisme in de kustgemeente alleen maar ten goede kon komen. De kansen op succes waren reëel, ook omdat Zwarte Maria volgens de geruchten al minstens twee mirakels op haar naam had staan. [Voor een overzicht van die potentiële mirakels, klik hier.]
Dat deze zaligverklaring uiteindelijk niet doorgegaan is, heeft dan ook minder met Zwarte Maria te maken en des te meer met een voorbarige promotiecampagne vanwege een handelaar uit de Duinenstraat. Wat ons tot de commerciële gevolgen brengt. Unizo had namelijk al vlug in de gaten dat er een zaligverklaring zat aan te komen. De Bredense handelaars anticipeerden erop: een bakker lanceerde de Marie Noire, een diepzwart chocoladetaartje; de horeca experimenteerde met in ’t zwart gevangen garnalen; bij de slagers vertienvoudigde de verkoop van zwarte pens en de coiffeurs hadden hun handen vol aan meisjes die, in navolging van Zwarte Maria, hun haar lieten zwarten. Daarmee hadden die meisjes echter nog geen borsthaar. Daar werd iets op gevonden door de uitbater van het bekende huis De Stunt. Op basis van de geruchten reconstrueerde hij Zwarte Maria’s borsthaar en liet dat afdrukken op coole hemden, blouses en T-shirts. Het werd een megasucces: heel de voorraad was in een mum uitverkocht. 
Hoe zo’n hemdje in Rome terechtgekomen is, weet ik niet, maar feit is dat de Bredense onderhandelaar, de heer Vanopdheye G., het kledingstuk aldaar op zijn bord kreeg. De curie kon er niet om lachen en weigerde halsstarrig om Zwarte Maria zalig te verklaren. 
Om een lang verhaal kort te maken: de paus neemt ontslag, er komt een gat in de ozonlaag, het klimaat verandert, op Vaticaanstad slaat de bliksem in (zie hiervoor het hieronder staande filmpje, let ook op de niet toevallig zwartharige presentatrice), de huizenmarkt stort in, de banken geraken in crisis, de mislukking van de zaligverklaring wordt door de Raad van Wijzen op doordachte wijze in de doofpot gestopt en Zwarte Maria geraakt in de Bredense vergetelheid… tot wanneer De Laatste Vuurtorenwachter er haar weer uithaalt om u vervolgens op deze onzin te vergasten, die intussen lang genoeg geduurd heeft om er hier nu meteen een punt achter te zetten. Geen dank!

Flor Vandekerckhove

zondag 19 april 2015

De eeuwige terugkeer van Zwarte Maria (4)

Intussen blijven de geruchten circuleren. In 1958 wordt Zwarte Maria opgemerkt op de Wereldtentoonstelling. In 1960-‘61 zou ze deelgenomen hebben aan een betoging tegen de Eenheidswet. Nog in de jaren zestig zijn er mensen die haar in de Vissersprocessie zien opstappen. In 1968 zou ze het Bredense politiebureau met stenen bekogeld hebben en in de vroege jaren zeventig getuigt een boerin dat haar was van de draad gestolen is. Als die vele weiden verder in de Noordede blijkt te drijven, ziet ze er de hand van Zwarte Maria in. Er wordt van een mirakel gesproken. Dat is ook het geval wanneer het gerucht verspreid wordt dat Zwarte Maria over 't water van de Spuikom kan lopen. Tot vandaag zijn er meldingen van personen die Zwarte Maria met ontblote borst en wuivende borstharen bovenop een duintop zien staan. Iemand die onbekend wenst te blijven zegt dat hij Zwarte Maria verleden jaar op het naaktstrand gespot heeft. 
Ik hecht normaliter geen geloof aan dergelijke getuigenissen, maar intussen denk ik daar toch ietwat anders over. En met reden! In de jaren negentig was ik klant van de videotheek van de Opex. Die winkel bestaat niet meer (nu is ’t daar een frietshop), maar de ouderen weten dat de videotheek een aparte hoek had, voorbehouden aan wat we gemeenzaam de seksfilm noemen. Dat gedeelte was van de rest afgeschermd door een gordijn. Dat wekte uiteraard mijn nieuwsgierigheid op, maar ik was veel te beschroomd om mij aan gene kant van dat gordijn te begeven. Wat niet belet dat mijn ogen erdoor aangetrokken werden. Dat was ook het geval die keer dat ik mijn films aan ’t afrekenen was. Terwijl de uitbater het wisselgeld telde, voelde ik die onweerstaanbare drang weer opkomen. Dwangmatig keek ik naar het gordijn en daarachter ontwaarde ik de schaduw van een vrouwmens dat me meteen aan Zwarte Maria liet denken. Ik keek geschrokken naar de uitbater die me begrijpend toeknikte, alsof hij wilde zeggen: u hebt gelijk, dat is wel degelijk Zwarte Maria. Het haar op mijn armen stond er recht van, ik zweer het je. Maar hoe komt het dat ik haar meteen herkende? Had zij voor mij haar boezem ontbloot? Neen! Had ik doorheen dat gordijn enig borsthaar zien priemen? Neen! Had ik het borsthaar achter dat gordijn horen knapperen? Neen! Ik wist het gewoon, maar ik kon er geen zinnige verklaring voor vinden en dat kan ik vandaag nog steeds niet. Helaas. Maar we geven niet op, we zoeken verder.
(Voor het slothoofdstuk: klik hier.)
Flor Vandekerckhove


De Zwarte Madonna speelt: La Forza del Destino

zaterdag 18 april 2015

De eeuwige terugkeer van Zwarte Maria (3)

Op het titelblad van deze editie van de Gazette van Detroit wordt Zwarte Maria onder 'News Briefs' vermeld.
U kunt de tekst beter lezen door op het beeld te klikken.

Wie De Laatste Vuurtorenwachter een beetje volgt heeft eerder al met Hoss kennis gemaakt. Mocht dat nog niet het geval zijn, klik dan hier, u verneemt dan iets over het merkwaardige wereldbeeld van deze gepensioneerde cowboy. Hij is ook een olijke stamboomspecialist die uitgevogeld heeft dat zowel hij als ik van ene Stevin Ygghebrechts uit Aartrijke afstammen. Sindsdien leest Hoss alles wat ik schrijf, want Google Translate vertaalt de blog voor hem in ’t Amerikaans. Ook de stukjes betreffende Zwarte Maria heeft hij hier en daar gelezen. Hij heeft de kwestie vervolgens onderzocht en dit zijn ’s mans bevindingen.
Zwarte Maria is, volgens Hoss, na haar verdwijning uit Bredene, naar Amerika geëmigreerd. Hij verwijst daarvoor naar de Gazette van Detroit, een krant die daar door uitgeweken Vlamingen gepubliceerd wordt. In dat blad wordt Zwarte Maria inderdaad vernoemd, zoals we dat rechts onderaan op bovenstaand beeld zelf kunnen bestatigen. Krantenvulling is wel geen bewijs, maar er is nog iets. Hoss meldt ook dat er in Amerika een zelfhulpgroep voor vrouwen met borsthaar bestaat, de Women With Chest Hair Anonymous, beter bekend als de WOWICHA. Hoss heeft met de chairwoman (foto hiernaast) van deze bloeiende vereniging contact opgenomen. Zij staat er uiteraard op haar anonimiteit te behouden, maar wil ons toch meedelen dat de zelfhulpgroep in de jaren vijftig een andere naam had, The Daughters of Black Mary, benaming die inderdaad naar de uit Bredene afkomstige Zwarte Maria kan verwijzen. De naam van de club is in de jaren zestig gewijzigd omdat er toen veel blondines met borsthaar toegetreden zijn.
De bevindingen van Hoss zijn wel interessant, al is het maar omdat ze de bevindingen van dr. Vandenheuvel, als zou Zwarte Maria verdronken zijn, tegenspreken. (Wat dr. Vandenheuvel over Zwarte Maria zegt vindt u hier.) Cowboy Hoss beantwoordt daarmee echter geenszins de vraag die Bredene al meer dan zestig jaar in de ban houdt: is Zwarte Maria na haar verdwijning al dan niet meermaals in die gemeente verschenen? Het is op die vraag dat deze reeks een afdoend antwoord probeert te vinden. Maar eerst moet u naar het hieronder staande reclamefilmpje van de WOWICHA kijken. Het toont ons een indringend beeld van de discriminaties waarmee borstbehaarde vrouwen ook heden nog te kampen hebben.
(Voor het vervolg klik hier)
Flor Vandekerckhove



Hot Girl Exposes Hairy Chest

vrijdag 17 april 2015

De eeuwige terugkeer van Zwarte Maria (2)

— Autopsietafel —
Sinds de dag (1 juli 1952) dat Zwarte Maria uit haar huis in Bredene verdwenen is, blijft ze onverwachts in die gemeente opduiken; althans volgens sommigen. De eerste keer is dat op 1 juli 1954 gebeurd, in de Prinses Elisabethlaan. We weten zelfs in welke omstandigheden, want er is proces verbaal van gemaakt, een kwestie waarover we eerder al geschreven hebben.
Het is in deze niet anders dan in veel soortgelijke zaken: er zijn believers en er zijn nonbelievers. Velen denken inderdaad dat de verschijningen van Zwarte Maria verzinsels zijn, bedenksels van mensen die een alibi zoeken. Zij steunen zich daarvoor op de verhalen rond de folklorefiguur Kludde die in Vlaanderen een soortgelijke rol vervult. Wat die Kludde betreft is er trouwens een bekend geval dat zich in Oostende afspeelt, meer bepaald in de Kleine Weststraat van die stad. Maar goed.
Tot de nonbelievers behoort dr. Vandenheuvel die zich aan het begin van de sixties in Bredene komt vestigen. Volgens hem is het onmogelijk dat Zwarte Maria daar nog lang rondgewaard heeft, omdat ze al kort na haar verdwijning overleden zou zijn. Ik heb het hem destijds horen vertellen en als mijn geheugen me nu geen parten speelt dan luidt zijn stelling als volgt.
Toen dr. Vandenheuvel als student zijn eerste autopsie mocht/moest meemaken, lag op de tafel het lijk van een vrouw van middelbare leeftijd, die door verdrinking om het leven gekomen was. Die vrouw had zwart borsthaar, overdreven veel borsthaar zelfs. De professor deelde de studenten, nog steeds volgens dr. Vandenheuvel, mee dat ze getuige waren van een unicum. De prof had er de literatuur op nageslagen en niets gevonden: dit was wis & waarachtig de eerste & enige vrouw met borsthaar die ooit in Vlaanderen gedocumenteerd werd. Toen Vandenheuvel later, tijdens een van zijn visites in Bredene, een foto van Zwarte Maria zag, schrok hij zich een hoedje: dit was waarlijk de vrouw die hij zoveel jaren eerder op de autopsietafel had zien liggen.
Vergist dr. Vandenheuvel zich? Ik denk het wel. Mij lijkt het ten eerste nogal kras te zijn dat een drenkelinge, die daarna ook lange tijd in de koelkast gelegen heeft, nog altijd treffend zou lijken op een foto die bij leven & welzijn van haar genomen is. Bovendien ben ik er zeker van dat ik Zwarte Maria zelf nog gezien heb en dat was in de jaren… negentig! Maar daarover gaan we ’t een volgende keer hebben, want ik zie dat cowboy Hoss me probeert te bereiken om een mondje met me te skypen.
(Voor het vervolg: klik hier.)
Flor Vandekerckhove
PS.: De Zwarte Maria die hieronder zingt is niet deze uit Bredene. De zangeres was woonachtig in Temse en ze had, zoals u ziet, ook geen borsthaar.

(Op verzoek van de dokter werd zijn naam veranderd.)



Zwarte Maria - Noodlot

De eeuwige terugkeer van Zwarte Maria (1)

— Omwille van het
portretrecht kunnen we 
de foto van Zwarte Maria 
niet helemaal tonen. —
Op 1 juli 1952 verdween Zwarte Maria uit haar woning, gelegen in de Nukkerstraat te Bredene. Niemand wist waarheen, niemand wist waarom. Er werd een onderzoek gevoerd dat alleen kon concluderen dat elk spoor ontbrak. Na enige tijd werd haar woning verhuurd aan een jong koppel en werd Zwarte Maria door de Bredenaars vergeten. 
Twee jaar later reed verzekeringsagent Norbert Deschaede in ‘t donker naar huis. Onderweg ramde hij een paaltje. Dat stond nu scheef en zijn auto had een schreef. Erg was het niet, hij vervolgde zijn weg, ging naar bed en sliep tot hij door de politie wakker gebeld werd. Dit is wat Deschaede toen verklaarde: ‘Toen ik gisteren, 1 juli 1954 omstreeks 23 uur, bloednuchter via de Prinses Elisabethlaan, huiswaarts keerde, kwam er van over ’t water een dichte mist opzetten. Opeens zag ik een obstakel opdoemen. Dat bleek een naakte vrouw van middelbare leeftijd te zijn, die in ’t midden van de weg stond, armen wijd open. Gelukkig kon ik haar ontwijken, een manoeuvre waarbij mijn wagen eventueel een paaltje kan geraakt hebben.’ Deschaede had, zo zei hij, de aldus veroorzaakte schade niet opgemerkt. 
Van de vrouw was na het voorval geen spoor meer te bekennen. Het leek wel, zo zei Deschaede, dat ze in de mist opgelost was. Hij kon wel een goeie persoonsbeschrijving geven: ‘Ze had een weelderige, zwarte haardos en soortgelijk schaamhaar. Wat me vooral opviel was dat ze ook over borsthaar beschikte, overdadig veel zelfs, eveneens zwart.’ Wijkagent Maurice Vandenoven dacht er ’t zijne van, maar herinnerde zich wel Zwarte Maria die dag op dag twee jaar eerder verdwenen was. Hij haalde het dossier vanonder het stof en vond daarin de verklaring van haar buurman, Joseph Devoyeur, die toegegeven had dat hij Zwarte Maria regelmatig placht te begluren. Daardoor had hij de politie ook een interessante bijzonderheid kunnen melden: Zwarte Maria had zwart, krullend borsthaar! Vandenoven bracht verslag uit bij commissaris Dendoven die het dossier voor heropend verklaarde. En daarmee ook de doos van pandora, want de verdwijning van Zwarte Maria zou de gemoederen in Bredene nog vele jaren beroeren.
Flor Vandekerckhove
PS.: De Zwarte Maria die hieronder zingt is niet deze uit Bredene. Deze zangeres van het levenslied was woonachtig in Temse. In tegenstelling tot die van Bredene had deze van Temse géén borsthaar.

(Op verzoek van de nabestaanden werden de namen van de betrokkenen veranderd.)

dinsdag 14 april 2015

De test


Beneden woonde mijn vriendin, de kinderkamers waren boven, ik woonde tussen de twee in, maar die dag was ik beneden, in de keuken, waar ik met die vriendin koffie dronk. Die keuken keek uit op de veranda. Het glas van die veranda brak, op de vloer kletterden de scherven. Ik schrok, zij schrok. We stonden op. In de veranda lag het glas dat zo gekletterd had en daartussen lag een wekker. Ik zei: een wekker. In het dak was nu een gat. Zij zei: een gat. We keken door dat gat naar boven en we zagen twee kinderhoofdjes die zich haastig van het raam wegtrokken. Ik beende drie treden tegelijk naar boven. En dit is wat mij daar gezegd werd. Zij was van plan haar broer door ’t raam te gooien. Maar eerst wilde ze testen of de veranda sterk genoeg was. Ze vond dat ze wijs gehandeld had, ik vond ik dat eigenlijk ook, maar toch zei ik iets anders.
Flor Vandekerckhove

maandag 13 april 2015

Herinneringen aan Cinema Leopold


— Rechts op de foto, het St.-Pietersplein. links achteraan de ingang van de campus Blandijnberg. 
Onder het silhouet  van de Boekentoeren wijst een pijl naar een zwart gat: de entree van de beruchte Cinema Leopold. —

Mijn jeugd bracht ik in een dorp door waar er, net als in de toenmalige USSR, geen porno bestond. Er was ook geen prostitutie. Seks bestond daar trouwens evenmin. Geen erotiek. Niemand masturbeerde. Omdat het allemaal niet bestond dachten wij, opgroeiende jongeren, dat het één pot nat was, samen te vatten onder de noemer vuile manieren. Dat had zijn weerslag op de bevolking. Mannen wisten van toeten noch blazen en vrouwen bleven onbevlekt. Werd er toch iemand miraculeus bezwangerd dan werd zij een moeder. Niemand stelde vragen en wie dat toch deed, trok naar de stad.
Bij mij heette die stad Gent. Daar was de universiteit, er waren hogescholen en twee kazernen. Jaarlijks werd in die stad een verse massa tieners gedeponeerd, jongeren die, net als ik, uit pornoloze dorpen kwamen. 
Al die tieners — althans dezen van het mannelijk geslacht — gingen minstens één keer naar cinema Leopold die een reputatie torste, zo kwalijk dat hij onze aankomst in Gent ver voorafging. Dit is bijvoorbeeld wat Jean Blaute over die cinema zei: 
Begin de jaren 70 gingen Roland en ik, plus al eens wat slechte vrienden, in Cine Leopold ('t Leopolken) in Gent naar slecht gemaakte, totaal onschuldige seks In Tirolerfilms kijken. Lachen. Ook met de schimmige figuren die daar 's namiddags hun Duits kwamen updaten.’
Ook ik heb me daar tussen die schimmige figuren begeven. Ik weet niet of het een Tirolerfilm was, het verhaal speelde zich helemaal in een badkamer af; geen Ahornspitze te zien. De protagonisten jodelden niet, ze zuchtten en kreunden alleen, ondertitels waren overbodig. 
Omdat het in die tijd verboden was een kut te tonen, een reet of een tepel, laat staan een pik, waren al die menselijke uithoeken weggekrast, wat een enorm werk geweest moet zijn, beeldje per beeldje, manueel — digitaal stond nog niet in 't woordenboek. De film bestond daardoor volledig uit krassen, waartussen her en der een badkuip, lavabo, bidet of wc te ontwaren viel. Ook omdat al die krassen pijnlijk voor de ogen waren, keek ik tijdens de voorstelling vooral naar het publiek. Dat bestond enerzijds uit oude, verfrommelde mannetjes en anderzijds uit maagdelijke jongeren. Het leerde me dat porno de seks is van wie geen seks heeft.
Cinema Leopold bestaat niet meer. Lang heb ik gedacht dat hij weggekrast was, maar het internet leert me dat de zaal in 1981 in vlammen opgegaan is. Er zou kwaadwilligheid in ’t spel zijn: brand door de eigenaar. Op een of andere manier lijkt me dat een passend einde te zijn, zowel voor die cinema als voor dit blogstukje.
[In DLVuurtorenwachter dateert deze post van 2015. In 2022 redigeer ik hem opnieuw, ten behoeve van een aantal posts die zich over Gent en de Gentenaars buigen.]

zondag 12 april 2015

Houllebecq, het boek, de film

Sinds ik De barbaren van Alessandro Baricco gelezen heb, weet ik het wel zeker: ik heb de deur van de humaniora achter me dichtgeslagen, ik behoor tot de nieuwe barbaren. 
Vroeger, in de tijd dat ik Baricco nog niet gelezen had, zou ik wellicht beweerd hebben: ‘Al heel lang wil ik me in het oeuvre van de Franse auteur Michel Houllebecq verdiepen.’ Dat hoor je me niet meer zeggen. Nu googel ik op een regenachtige middag onnadenkend ’s mans naam en kijk ik vluchtig naar wat zich aandient. 
Ik bots op een verfilming van zijn eerste roman, Extension du Domaine de la Lutte. Ik open een mapje en berg de film erin op. Dan bezoek ik een site van internetpiraten en haal op illegale wijze een Engelse vertaling in huis van Houllebecqs Extension du Domaine de la Lutte. Ook dat boek — Whatever —steek ik in mijn mapje. Voilà, ik heb nu een boek en een film.
Het blijft regenen. Ik begin te lezen en zie al gauw dat er wel veel overeenkomsten zijn tussen Houllebecq en Bukowski. Zowel Charles’ Postkantoor als Houllebecqs boek hebben het over de werksituatie. Zowel Bukowski’s held als die van Houllebecq roken zich te pletter, ze gaan zich overdadig aan drank te buiten en hun seksleven is een drama. Bij Bukowski zijn de bedpartners dermate laveloos dat ze zich de seks maar met moeite herinneren, bij Houllebecq is dat seksleven teruggebracht tot zero. Het eerste boek werd in 1971 geschreven, het tweede in 1994. Er is veel veranderd in die tussentijd. Het neoliberalisme heeft ervoor gezorgd dat de losers van de arbeidsmarkt ook geen soelaas meer vinden tussen de lakens. 
Inmiddels is ’t gestopt met regenen, maar de schoenwinkels zijn alweer dicht. Ik lees het boek helemaal uit. Het eindigt in de mooie natuur van de Ardèche, maar het personage kan er niet van genieten: ‘The impression of separation is total: from now on I am imprisoned within myself. It will not take place, the sublime fusion: the goal of life is missed. It is two in het afternoon.’ Neen, dan toch liever het slot van Postkantoor: ‘’s Ochtends was het ochtend en ik leefde nog steeds. Misschien schrijf ik wel een roman, dacht ik. En dat deed ik toen.’ 

Flor Vandekerckhove