maandag 15 december 2014

De man die zichzelf niet was

Hoe meer ik het dorp naderde, hoe duidelijker het werd. Flanken waarop verleden jaar nog loof groeide, lieten nu alleen hun naakte rotsen zien. Waar 't water zich wild spattend in de afgrond placht te storten, was ‘t nu zoeken naar een beekje. De weiden stonden dor, de bossen droog. De wegen trilden onder de hitte. Het was bijna november!
Achter de bergkam reed ik over de brug het dorp binnen. Het café, bar-tabac du Pont, was dicht, het marktplein leeg, de épicerie van Christine gesloten. Ik reed naar het hotel waar ik een jaar eerder al gelogeerd had. Daar had ik toen de reportage uitgetikt over de vrouw met drie benen (dat verhaal vind je hier). Daar wilde ik nu een vervolg aan breien.
Mijn gastvrouw was blij me weer te zien, zei ze, maar ze zag er vooral zorgelijk uit. Of ik het avondmaal aan het terras wilde gebruiken. Dat ik de enige gast was. Hoeveel dagen ik dacht te blijven. Dat er inmiddels WIFI in ’t hotel was. En of ik ook een ontbijt wilde. Ik nam een douche, verkleedde me en ging tegen etenstijd aan het terras op de stoel zitten waarop ik een jaar eerder ook al gezeten had. Ik keek uit op de berg waar het spoor van de vrouw met drie benen doodgelopen was.
Na het avondmaal wilde ik de gastvrouw enige vragen stellen. Of aan meneer, dat was uiteraard evengoed. ‘Vragen stellen aan meneer zal helaas onmogelijk zijn’, zei ze, ‘u zult het met mij moeten doen.’ Ze glimlachte, maar dat kon de bittere trek om haar mond niet verbergen. Ik durfde niet meteen door te gaan, en legde, ook om tijd te winnen, mijn voice recorder en m'n notitieboekje op tafel. Ze voorvoelde mijn vragen en zei: ‘Neen, hij is niet dood en hij heeft me evenmin ingewisseld voor een ander. Het is anders: mijn man is niet wie hij is, hij is zichzelf niet… 't is hem niet.’
Hem niet. Dat vond ik een merkwaardige formulering. Ik keek naar de recorder. De gastvrouw sprak: ‘Er zijn veel merkwaardige dingen gebeurd. Er is niet alleen die vrouw geweest met drie benen en de verdwijning van de goeie reus. Er is ook iets met Christine geweest en met de uitbaters van de bar-tabac.’ En er was ook iets in ’t hotel gebeurd. ‘Dat was uitgerekend op de dag dat we onze huwelijksverjaardag vierden.’ Zij had die avond het fotoalbum uit de kast gehaald en ze hadden zich knusjes in de zetel genesteld. ‘We keken naar onze trouwfoto’s. En opeens trok het kleur weg uit zijn aangezicht. Ik had het meteen gezien.’  Ze dacht eerst aan een hartaanval, maar dat was het niet. ‘Hij riep heel de tijd, en 't was anders zo een stille man meneer. En hij was wit als krijt, hij die anders zo'n roos kleurtje had. Ik haalde een glas water en toen ik terugkwam zag ik de razernij in zijn ogen. Hij schreeuwde en dat had hij nog nooit gedaan. Jij bent niet met mij getrouwd, riep hij, maar met een andere man, dit ben ik niet! Het album had hij op de grond gesmeten en ik durfde het niet op te pakken, want hij was echt door het dolle heen; hij die anders de kalmte zelf was. En ’t ging van kwaad naar erger. Hoe meer ik hem probeerde te kalmeren hoe razender hij werd. Op den duur begon hij me te slaan en dat had hij nog nooit gedaan. Ik vluchtte naar de badkamer, sloot me daar op en belde om hulp, want hij bleef tekeergaan.’ Ik keek nog eens naar de lampje van de recorder, want godver, hier zat toch wel een goed verhaal in. ‘Ze hebben hem moeten meenemen meneer en sindsdien heb ik hem niet meer gezien.’ Hoezo niet meer gezien? ‘Hij is onderweg ontsnapt meneer. Hij is uit de rijdende ambulance gesprongen en hij is naar de berg gevlucht. Sindsdien ontbreekt elk spoor.’ De berg! Weer was er sprake van de berg. Dat was verleden jaar al zo. Ik kreeg een voorgevoel. ‘En Christine?’ vroeg ik, weifelend omdat het me ongepast leek om zo plots over iemand anders te beginnen: ‘Waar is Christine eigenlijk naartoe en de uitbaters van de bar-tabac?’ Mijn gastvrouw bevestigde mijn vermoeden niet, ze hief haar schouders op. Ik herpakte me. Had ze het fotoalbum nog? Mocht ik het inkijken? Er kwam geen antwoord. We praatten nog wat na en waren het erover eens dat de klimaatverandering er voor veel tussenzat. Toen de nacht het terras helemaal in zich opgenomen had en we ons klaarmaakten om ons in onze veel te warme kamers terug te trekken, zei ze nog: ‘Toen ik het fotoalbum ’s anderendaags wilde opbergen, zag ik het ook. De man op de trouwfoto’s, de man die op de foto naast me staat, de bruidegom… Dat is mijn man niet, dat is hem niet, dat is iemand anders. Ik ben daar blijkbaar met een bruidegom getrouwd die mijn echtgenoot niet is, of met mijn echtgenoot die niet zichzelf is. Begrijpt u dat, mijnheer? Ik niet. En begrijpt u dat het weer zoiets in een mens kan aanrichten?’
Flor Vandekerckhove

Geen opmerkingen: