dinsdag 2 december 2014

Het sprokkelen van citaten



In 2013 publiceert Anne Provoost een pleidooi voor het verzonnen verhaal. (1) Dat heeft, zegt ze, een nuttige functie. Al lezend verlaat je de banale werkelijkheid en betreed je het grotere veld dat door de verbeelding ontsluierd wordt. Dat begrijp ik niet goed en daarom schrijf ik het op.
Nu ben ik blij dat ik het bijgehouden heb. Een jaar later stoot ik op een uitspraak van de Spaanse schrijver Juan Marsé: 
‘De verbeelding is een vorm van rebellie tegen de werkelijkheid. (…) Eigenlijk is het centrale thema altijd schijn en werkelijkheid, de spanning tussen wat de dingen lijken te zijn en wat ze werkelijk zijn. Dat thema heb je al bij Don Quijote: de wereld is zoals hij is, maar de vraag is of hij niet ook anders zou kunnen en moeten zijn. Met meer rechtvaardigheid, gelijkheid en solidariteit.’ (2) 
Het grotere veld van Provoost wordt door Marsé concreet ingevuld: het bestaat uit de banale werkelijkheid plus de onvervulde mogelijkheden. Dat het nuttig is om onvervulde mogelijkheden aan de werkelijkheid toe te voegen valt makkelijk te begrijpen — het maakt de banale werkelijkheid van Provoost draaglijk — maar waarom doe je dat via het schrijven/lezen van fictie? Het antwoord zit vervat in een derde citaat dat ik in dit sausje draai. Daarin heeft Rudy Rottier het over Spinoza: 
‘De weg die door de denker wordt aangereikt loopt langs drie sporen die overeenkomen met drie vormen van kennis: kennis die ontspruit aan het rationele denken, kennis die voortspruit uit de verbeelding en tenslotte ook nog de intuïtieve kennis.’ (3) 
De verbeelding levert, net zoals de rede — maar op een andere manier — kennis op; de intuïtie, die je kunt definiëren als verbeelding die uit on(der)bewuste bronnen opborrelt, doet dat eveneens. De stelling wordt bevestigd door de Spaanse auteur Javier Cercas: 
Zoals u weet’, zegt Cercas, ‘postuleerde Aristoteles het bestaan van twee waarheden: de historische waarheid en de waarheid van de poëzie of wat we tegenwoordig ‘literatuur’ noemen.’ Hij vervolgt: ‘Dat zijn twee antagonistische waarheden: de historische waarheid is een feitelijke waarheid, concreet, specifiek, een waarheid die wil vastleggen wat er met bepaalde personen op een bepaald tijdstip op een bepaalde plaats gebeurde. De waarheid van de literatuur daarentegen, is een (…) waarheid die wil vastleggen wat er op een willekeurig moment en op een willekeurige plaats met alle mensen gebeurt.’ En wat daarna komt is toch wel straf: ‘Die laatste waarheid is de waarheid van de literatuur (…), een roman of een gedicht schrijven betekent verraad plegen aan de feitelijke, concrete waarheid van de geschiedenis, om trouw te zijn aan de morele en universele waarheid van de literatuur, een waarheid die Aristoteles zelf zonder meer superieur achtte aan de historische waarheid. Mario Vargas Llosa heeft dat “de kunst van het vertellen van de waarheid van leugens” genoemd.’ (4)
Allemaal goed en wel, maar het sausje smaakt alzo al te zoet. We voegen er een lepel zuur aan toe: 
‘Literatuur vormt allang niet meer het geweten van de samenleving; ze is nog uitsluitend koopwaar. En alleen de literatuur die het best aansluit bij wat de markt op een zeker moment verlangt (het is overigens niet duidelijk wat dat precies is), is nog van belang.’ (5) 
Flor Vandekerckhove

(1) Anne Provost. Eerlijk waar? Over het desavoueren van het verzonnen verhaal, de Nieuwjaarslezing (2013) voor Het zoekend hert, uitgegeven door Luster (48 blz., 14,95 €). Het fragment is te lezen op http://www.anneprovoost.be/nl/pmwiki.php/Essays/FictieMacht.
(2) Juan Marsé  over zijn roman Ringo, in DSL 28.03.2014.
(3) Rudy Rottier. De naakte perenboom. Op reis met Spinoza. 2013. Uitg. Atlas/Contact.
(4) Javier Cercas. De waarheid van de vampier. Lezing bij de opeing van het nieuwe seizoen van het Brusselse literatuurhuis. In DSL, 23 september 2011.
(5) Marc Reugebrink. Het juiste schrijverschap. De Standaard, 8 september 2011.

2 opmerkingen:

De laatste vuurtorenwachter zei

Van Marc Reugebrink kreeg ik volgende opmerking toegestuurd: 'Interessant stuk. Ik krijg wel een beetje het gevoel dat mijn citaat gelezen wordt als een relativering van de waarde van de (waarheid van) literatuur. Dat is niet wat ik bedoeld heb. Het gaat om de waarde die aan literatuur wordt toegekend door diegenen die de agenda bepalen, en door het denken dat, en de vooronderstellingen van dat denken die op dit moment in onze samenleving de dominante ideologie vormen. Je kunt dus over literatuur beweren wat er in jouw stuk over wordt beweerd — je doet dat in een wereld die zich van die definities niks aantrekt. Schrijvers mogen vandaag de dag eigenlijk alles straffeloos zeggen, omdat zij binnen de neoliberale logica nu eenmaal zijn wat ze zijn: deel van ten hoogste een amusementsindustrie, deel van een grotendeels door de media bepaalde agenda. Een bezorgde, boze, tegendraadse schrijver — het maakt niet uit; zijn ‘waarheid’, zijn benadering van de werkelijkheid (zeg ik liever), is binnen de geldende definities van geen tel.'

De laatste vuurtorenwachter zei

Van Peter Holvoet-Hanssen kreeg ik volgende mail toegestuurd: 'Zeer fijne blogbedenkingen! Wat ik doe in m’n nieuwe roman Zoutkrabber expedities, en wat wellicht niemand zal opmerken, is dat het ware realiteitsgebeuren, inclusief de taal van Leen Pul, naar het land van de verbeeldingskracht gaat (deel 2 is fictief, het reële personage treedt in de literatuurwereld), zo ook de figuur van de Alfa Man, ik heb ‘m letterlijk weergegeven en zijn woorden uiteindelijk in een verbeelding ingepast,
en fictie wordt 'werkelijkheid'…En zo verken en verbind ik wal en schip, tegen de roman'consumptie' in, het boek stelt eigenlijk kritische bedenkingen bij de hapklare literatuur; maar blijkbaar zijn er te veel weerhaken voor sommigen. Keep the good work goin'!