— Alice Munro — |
In mijn kindertijd was ’t een geijkte uitdrukking: Goed maar niet bekend. Wanneer iemand van ons een kunstje wist
uit te halen, zeiden we het tot elkaar: ‘HZij
is goed, maar niet bekend.’ (*) Die kindermond uitte alzo lachenderwijs ook een waarheid die volwassenen al eens vergeten:
kwaliteit en roem gaan niet noodzakelijk samen. In markttermen: wat intrinsiek waardevol
is, is daarom nog geen verkoopsucces. En omgekeerd: het is niet omdat iets niet
goed verkoopt dat ’t slecht zou zijn.
Goed maar niet bekend, is ook wat ik denk wanneer ik me op het lezen van de verhalen
van Alice Munro begin voor te bereiden. Zeker, de Canadese is een
Nobelprijswinnaar en zo iemand kun je bezwaarlijk onbekend noemen, maar het is in haar geval toch een bekendheid in de luwte. Ik denk niet dat al veel lezers van mijn blog de korte verhalen van Alice Munro gesmaakt hebben. Die relatieve onbekendheid heeft verschillende oorzaken. De Amerikaanse
topauteur Jonathan Franzen heeft er een essay aan gewijd. (**) En dat essay over Munro is voor mij als 't ware eten en drinken, veel van wat hij daarin beweert is interessant voor mijn eigen lees- en schrijfpraktijk.
Korte verhalen worden in de wereld van de literatuur stiefmoederlijk
behandeld. Ze zijn moeilijker te bespreken dan bijvoorbeeld
romans, daardoor worden ze minder belicht en wat niet belicht wordt, blijft
onbekend. ‘And yet,’ zegt Franzen, ‘despite
the short story’s Cinderella status, or maybe because of it, a high percentage
of the most exciting fiction written in the last twenty-five years (…) has been
short fiction.’ Naast Munro vermeldt hij Lydia Davis, David Means, George Saunders, Amy
Hempel en Raymond Carver. Goed in het schrijven van korte verhalen, zegt
Franzen, zijn ook John Updike, Joy Williams, David Foster Wallace, Lorrie Moore,
Joyce Carol Oates, Denis Johnson, Ann Beattie, William T. Vollman, Tobias Wolff,
Annie Proulx, Michael Chabon, Tom Drury, Andre Dubus. Er valt nog
veel te lezen vooraleer ik het tijdelijke met het eeuwige wissel, ik ga me niet vervelen.
En dan voor wat mijn schrijfpraktijk betreft. Alle schrijvers van
fictie worstelen met eenzelfde probleem, zegt Franzen, op den duur heb je niets
nieuws meer te vertellen. Iemand als Munro probeert dat zelfs niet. Het
zou me te lang duren om dit te vertalen, maar dus dit is wat Franzen daarover lettelijk zegt:
‘Here ’s the story that Munro keeps telling: A bright, sexually avid
girl grows up in rural Ontario without much money, her mother is sickly or
dead, het father is a schoolteacher, whose second wife is problematic, and the
girl, as soon as she can, escapes from the hinterland by way of a scholarship
or some decisive self-interested act. She marries young, moves to British
Columbia, raises kids, and is far from blameless in the breakup of her
marriage. She may have success as an actress or a writer or a TV personality;
she has romantic adventures. When inevitably, she returns to Ontario, she finds
the landscape of her youth unsettlingly altered. Although she was the one who
abandoned the place, it’s a great blow to her narcissism that she isn’t warmly
welcomed back — that the world of her youth, with its old-fashioned manners and
mores, now sits in judgment on the modern choices she has made. Simply by
trying to survive as a whole and independent person, she has incurred painful
losses and dislocations; she had caused harm.’ En verder: ‘Look what she can do
with nothing but her own small story; the more she returns to it, the more she
finds.’
Ook Margaret Atwood heeft uitgebreid over Munro geschreven. (***) Ook
zij benadrukt dat Munro altijd weer naar die plek in Canada
verwijst waar haar protagonisten geboren en getogen zijn, van (willen) vluchten en uiteindelijk naar weerkeren.
Atwood beschrijft die plek, south-western Ontario, en neen, dat is niet bepaald
te vergelijken met Antwerpen. Het is meer iets zoals West-Vlaanderen, maar dan zoals
Antwerpenaars dat zich hier voorstellen (en zoals het ook veelal is): provinciaal, landelijk, gelovig, hoekig, achterlijk, grof,
conservatief, boers…
Mij maant dit alles aan om op de ingeslagen weg voort te gaan, niet omdat ik schrijf als Munro — ik moet haar verhalen trouwens nog beginnen lezen — en evenmin omdat ik dat zou willen, schrijven als Munro. Maar ik heb
geen zin om verhalen te bedenken die zich bijvoorbeeld in New York afspelen, in
het milieu waar de filmmaker Woody Allan zich zo goed voelt; ik zou dat
trouwens ook niet kunnen. Ik schrijf over het stukje kust waar ik gewoond heb
en nu weer woon, over wie/wat daar verdwenen is en over wie/wat er blijft, over de zeden en gewoonten van die mensen en over hun verhalen. Ik wil dat doen in een genre dat me blijkbaar zeer goed ligt: het zeer korte verhaal; ik wil dat doen in verhalen die telkens weer naar dezelfde plek terugkeren. En
ik denk ook dat het klopt wat Franzen daarover zegt: hoe meer je ernaar
weerkeert, hoe meer je vindt, hoe universeler het wordt en hoe beter je
schrijft.
Flor Vandekerckhove
(*) We zeiden eigenlijk ‘goed maar niet gekend’, maar we bedoelden
‘bekend’. Alleen in ’t West-Vlaams zijn dat synoniemen.
(**) Jonathan Franzen. What Makes You So Sure You’re Not The
Evil One Yourself (on Alice
Munro), opgenomen in de bundel Farther Away
(***) Alice Munro. Alice Munro’s Best Selected Stories. Introduced by Margareth Atwood. Mc Clelland & Steward.
(***) Alice Munro. Alice Munro’s Best Selected Stories. Introduced by Margareth Atwood. Mc Clelland & Steward.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten