![]() |
De Oostendse Vistrap halverwege de vorige eeuw: een en al bedrijvigheid |
Kent u A.L.
Snijders? Ik vraag het u omdat deze Nederlandse schrijver alhier te weinig
bekend is. Ik vind dat spijtig, want hij is een van mijn twee lievelingsauteurs. (De andere is Isaak Babel.) Snijders schrijft
zeer korte verhalen. Hij leest ze voor op de radio of publiceert ze in een krant.
Oorspronkelijk voegde hij daar telkens een ‘briefje aan de redacteur’ aan toe.
Die manier
van werken inspireerde me om iets soortgelijks te ondernemen, een variante op
wat deze Snijders placht te doen. Ik begon wekelijks een briefje naar het
regionale weekblad De Zeewacht te sturen, een briefje dat telkens de Oostendse
vissersgemeenschap tot onderwerp had, want ja, ik had toch nog een en ander te
vertellen over die gemeenschap waarvan de landman te weinig weet. De
visserij is inderdaad, zo heb ik al veel ervaren, een grote onbekende in die stad die er nochtans veel aan te danken heeft.
Een
kwarteeuw lang heb ik Het Visserijblad uitgegeven. Ik ben daar in 2014 mee opgehouden,
maar niet omdat ik uitgeschreven ben. De pastoor houdt niet op met bidden wanneer
hij met pensioen gaat en de filosoof stopt niet met nadenken omdat hij
vijfenzestig is. Zo zal ik ook blijven schrijven.
Dat doe ik in
deze blog, en inmiddels dus ook in dat weekblad. De uitgevers betalen me ervoor,
en da’s goed, want mijn pensioen is karig en het leven is duur. In ruil blijf ik
mijn pen wijden aan mensen die niet meer van deze tijd lijken te zijn, maar er desondanks
toch deel van uitmaken: de vissers van Oostende.
De rubriek
in dat blad heet Lapkoes. Roland Desnerck
vermeldt het woord in zijn Oostends woordenboek: visserskost op zee, vissersmaal bestaande uit aardappelen, ajuinsaus,
laurierbladeren, en ofwel vis ofwel ingeblikt vlees.
Lapkoes is ook buiten de
visserij bekend, het is een klassieker in de koopvaardij. Denen en Noren kennen
het als lapskaus. De oorsprong is
rond 1700 in Lancashire te vinden, waar het gerecht lobscourse heette. In 1880 werd de term al zodanig met de zeevaart
geassocieerd dat lobcouser een
lapnaam voor matroos werd.
Lapkoes is een pot au feu, een stoofpotje. Je maakt het klaar de dag voor 't eten. Smelt dan een weinig boter en laat er gesneden ui in zweten. Voeg
er kleine stukjes cornedbeef aan toe, plus tijm & laurier en laat die dingen
met de uien zweten. Nu moet je daar nog geschilde aardappelen bijvoegen, maar
je moet die wel eerst in stukjes snijden, waarna je alles in die mate onder
water zet dat de bovenste aardappelen niet bedekt zijn. Laat het zootje
zachtjes koken tot de aardappelen gaar zijn. Op het laatste kun je er nog erwtjes
en wortels aan toevoegen. Laat alles sudderen tot het water je in de mond komt.