![]() |
— Egon Erwin Kisch, de razende reporter, verblijft in 1936 in Bredene. — |
Halverwege juli 1936 verstuurt de Duits-Tsjechische journalist Egon Erwin Kisch vanuit Bredene een brief waaruit blijkt dat hij er maar moeilijk aan werken toekomt : ‘Je kan je de drukte hier niet voorstellen. O.a. zijn in Oostende en Bredene: Joseph Roth, Hermann Kesten, Stefan Zweig, Irmgard Keun, Arthur Koestler, Lou Eisler, Artners, een paar arbeiderskameraden, onder wie proletarische schrijvers, die natuurlijk een verschrikkelijke tijd meemaken. Ook verdachte sujetten sluipen hier rond, je kan je niet voorstellen hoe het er hier aan toegaat. Het liefst zou ik vertrekken, maar dat gaat om de meest uiteenlopende redenen niet.’ Mark Schaevers citeert de jammerklacht in zijn boek over Joodse schrijvers die, op de vlucht voor Hitler, in 1936 aan de Belgische kust belanden. (*)
Schaevers was niet de eerste die een boek aan
deze kleine emigrantenkolonie wijdde. Die eer komt toe aan wijlen John
Gheeraert (°1939-†2003). Lang voor Schaevers had deze Bredenaar al onderzoek gedaan naar
Kisch en de zijnen. Gheeraert schreef er een boekje over dat in 1987
gepubliceerd werd. (**)
![]() |
Pension l'Aurore, op de hoek van de Gent- en de Kapel(le)straat waar Egon Kisch en Gisela in 1935 verblijven. |
Kisch (°1884-†1948) schrijft reportages,
romans en toneelstukken. De bundel die hij in 1924 onder de titel ‘Der rasende Reporter’ publiceert heeft
hem beroemd gemaakt. In die reportages combineert hij
literaire middelen met diepgaand journalistiek onderzoekswerk.
De antifascistische strijd brengt hem in de jaren ’30 naar
Duitsland. In 1933 wordt hij samen met duizenden tegenstanders van de nazi’s gearresteerd.
Doordat hij een Tsjecho-Slowaaks paspoort heeft, wordt hij uitgewezen. Hij
belandt in Parijs en groeit uit tot een sleutelfiguur van de exil-literatuur. En
in de zomer van 1936 vinden we hem dus weer in Bredene.
In juni is het daar nog rustig. Kisch kan er goed werken. Op 22 juni laat Gisela haar moeder weten hoe draaglijk ’t leven in Bredene is: ‘We betalen dertig Belgische frank per
persoon per dag, het eten is heel goed en het is ook genoeg, bij deze hitte
voor mij zelfs te veel; koffie kost 1,50 fr. Tot 2,50 fr., al naargelang het
café, en een pakje sigaretten, 25 stuks, 2,20 fr. En meer hebben we niet nodig,
want we hebben geen gelegenheid tot “uitgaan”.’
Die rust blijft niet duren. Ook Arthur Koestler komt in
Bredene zijn intrek nemen. Hij wil er werken aan het vervolg van Jaroslov
Haseks bekende verhaal De avonturen van
de brave soldaat Schweik. Het voorschot laat hem toe twee maanden in
Bredene te verblijven. Het boek wordt nooit voltooid.
Arthur Koestler (1905-1983)
is tot vandaag bekend gebleven. Het werk van deze Hongaars-Britse schrijver bestaat
uit journalistiek, essays, romans en een autobiografie. In de tijd dat hij in
Bredene verblijft zijn Kisch en Koestler geestesgenoten, want beiden
hebben zich bij de Duitse communisten aangesloten.
Het
duo werkt als een magneet op de vele emigranten die een beetje verder, in
Oostende, verblijven. Uit de boeken van Gheeraert en Schaevers distilleren we
de namen van degenen die regelmatig vanuit Oostende de tram naar Bredene nemen.
Tot
de bezoekers behoort Irmgard Keun:
‘Ik was bij de Kischen. Betoverende
mensen. Schrander, levendig, vol humor en eerlijk idealisme. Allebei zijn ze zo
ongelooflijk lieve mensen — volkomen natuurlijk, geen spoor van snobisme (…)’ In haar memoires roemt Keun Bredene om de eindeloos weidse
duinen en het idyllische strand.
Keun (°1905-†1982) had al twee bestsellers
op haar naam staan toen Berlijn in 1933 politici ‘met de kracht van verandering’ over zich heen kreeg. Haar beide boeken
werden in beslag genomen. Ze vluchtte naar Oostende waar ze een relatie begon
met de schrijver Joseph Roth die haar
wellicht graag naar Bredene vergezelde.
Roth (1894-1939) werd vooral bekend door zijn boeken 'Job' (1930) en
'Radetzkymars' (1932). Ook hij was Duitsland ontvlucht
nadat zijn boeken daar verboden waren. In tegenstelling tot zijn linkse
lotgenoten in Bredene bestreed hij de nazi’s vanuit een conservatief en
royalistisch standpunt. Het belette hem niet om een goede vriend van Kisch te worden.
Volgens
Koestler hebben ook Willy Münzenberg en Otto Katz in Bredene verbleven. Die eerste was een uitgever die een
vooraanstaande rol in de Comintern speelde. De tweede was, onder het pseudoniem
André Simone, zijn rechterhand voor wat de ondergrondse activiteiten betreft en onder zijn echte naam militair attaché bij
de Spaanse ambassade in Parijs. John Gheeraert vermoedt dat Bredene in die tijd
ook bezoek kreeg van Nico Rost die de
Belgische afdeling van Duitse emigrantenauteurs leidde.
![]() |
Hotel d'Anvers waar Kisch in de zomer van 1936 verblijft. |
Hoe
is het die mensen nadien vergaan? Roth
stierf in 1939 doodarm in Parijs ten gevolge van zijn alcoholisme. Koestler verwierp,
in zijn roman Darkness at noon (1940), het communisme en verhuisde van uiterst links naar uiterst rechts. In 1983
pleegde hij zelfmoord. Münzenberg werd beschuldigd van
trotskisme, waarna hij in 1938 uit het Centraal Comité van de KPD werd gezet.
In 1939 hield hij de eer aan zichzelf, hij verliet de partij. In de zomer van
1940 werd zijn lijk in een bos gevonden. Vermoed wordt dat Stalin daar de hand in had. Otto Katz werd in 1939 in Tsjecho-Slowakije
tijdens een showproces veroordeeld en nadien geëxecuteerd.
Na
een korte Amerikaanse episode bracht Keun
de oorlogsjaren illegaal in Duitsland door. Het boek dat ze in Oostende geschreven had, Nach Mitternacht, werd later verfilmd. Haar laatste roman verscheen
in 1950. Ze dronk en moest meermaals in instellingen opgenomen worden. Ze stierf in Keulen in 1982. In 2005 werd haar in de jaren dertig verboden boek, Een kunstzijden meisje, nog in het Nederlands uitgegeven.
Wanneer de oorlog begint,
vlucht Egon Erwin Kisch naar Mexico.
Daar krijgt hij te horen dat zijn twee broers door de nazi’s zijn vermoord. In
1946 keert hij weer naar Praag waar het hem duidelijk wordt dat ze de grote
schrijver vergeten zijn. In 1948 bezwijkt hij aan een hartaanval.
Al
die tragiek belette de emigranten niet om alhier in 1936 ten volle van de zomer te genieten. Keun beschreef die idyllische Bredense momenten: ‘We zaten aan het strand en dronken rosé, een
wijn met de kleur van het avondrood, die lang niet zo goed smaakte als hij
eruitzag, en lazen elkaar uit onze manuscripten voor.’ Zalig!
Flor Vandekerckhove
(*)
Mark Schaevers, Oostende, de zomer van 1936. Uitg. Atlas A’dam/A’pen. 142
ps. 2001. ISBN 90-450-0595-6.
(**) John Gheeraert, Bericht uit Bredene.
Vermaarde joodse emigranten in Vlaanderen. Uitg. C. De Vries – Brouwers
A’dam/A’pen. 55 ps. 1987. ISBN 90-6174-358-3.