dinsdag 8 januari 2013

Flandriens uit Bredene


Een nicht bezorgde me bovenstaande foto waarvan ze weet dat die tijdens de Tweede Wereldoorlog gemaakt werd. Daarop staat een groep ‘flandriens’. Rechtstaand, derde van rechts, is Bredenaar Raymond Vansieleghem  (°1897-†1955) en rechts naast hem staat mijn grootvader Edmond Vandekerckhove (°1897-†1960). Worden op die foto’s nog Bredenaars afgebeeld? Dat kan, want de trek naar Frankrijk was alhier veel voorkomend. Zo placht ook mijn vaders neef, Albert Vandekerckhove, tijdens de oorlog de tocht naar Frankrijk te maken, hij nam daarbij zijn gezin mee.


Het is de legendarische wielerjournalist Karel Van Wijnendaele die ervoor zorgt dat we bij de term flandrien aan heroïsche coureurs denken. Oorspronkelijk worden daarmee evenwel Vlamingen benoemd die als seizoenarbeiders naar Frankrijk trekken om er in de bieten te werken of in de ast: 

‘Rond de eeuwwisseling werkten ruim 50.000 Vlamingen op de Noord-Franse suikerbietvelden. Elk jaar lieten ze overwegend West- en Oost-Vlaanderen achter zich, de baluchon op de rug, een laatste keer omkijkend naar vrouw en kinderen die ze maandenlang niet zouden zien. (…) Vandaag kennen we de seizoensarbeiders als “fransmans” of “trimards”, maar door de lokale Franse bevolking werden ze “flandriens” genoemd.’ (1)

In 1901 trekt journalist August De Winne door Vlaanderen om er de werk- en leefomstandigheden te beschrijven. (2) Over de flandriens schrijft hij: 

‘De Fransmans trekken vooral naar Brie (…). Ze trekken ook naar Beauce (…) en tot in de omstreken van Lyon en Morvan in Midden-Frankrijk. In Basse-Brie en Brie-Pouilleuse kom je boerderijen tegen van twee- tot driehonderd hectaren. Tarwe oogst men er met machines. In Haute-Brie laat de rotsachtige en beboste grond dat niet toe. Daar vind je de grootste landbouwondernemingen: boerderijen van 400, 600 en 800 hectaren. In Bonneval, dichtbij Meaux, ligt de grootste boerderij van Frankrijk: meer dan duizend hectaren. (…) Er werken zestig Belgen. Een tiental onder hen blijven er het hele jaar door. Beaune bestaat uit vlakke velden, honderdvijftig tot tweehonderd hectaren groot. Het is het land bij uitstek van tarwe en suikerbieten (…) In de departementen van het Noorden en het Nauw van Calais en Seine-Inférieure zijn de landbouwbedrijven niet zo groot. In Beauce en Brie kom je alleen Vlaamse arbeiders tegen, in het Nauw van Calais en in het Noorden zijn er ongeveer evenveel Walen als Vlamingen.’

De fransmans laten sporen na in de literatuur. Stijn Streuvels schrijft in 1938 Leven en dood in den ast

’Zonder toeven of verpoozen, ononderbroken, gehaast, vordert het werk in een baarlijk herhalen derzelfde beweging, het een door 't ander in gang gehouden, voortgestuwd, zonder zichtbaar doel of uitkomst, oneindig, streng en onmeedoogend gelijk de wanhopig gispende regen, 't lijfelijk blazen van den wind, de onafzienbare grauwheid der wolkenvracht die loodzwaar over de wereld weegt. Aan 't derve gelaat van den dag is de gang der uren niet te onderscheiden, - alle dagen der week zijn eender van uitzicht, vervuld met 't zelfde weerkeerend werk.’ 

Hugo Claus, die in 1947 zelf als fransman werkt in een suikerfabriek in Noord-Frankrijk, schrijft er in 1950 een novelle over, in 1952 worden er dat zelfs twee en in 1958 is Suiker de titel van zijn toneelstuk over de flandriens. Zijn protagonisten werken voor een hongerloon van € 25 per seizoen. Ze moeten bieten rooien en in karren gooien. Daarom stelen ze vaak zakken suiker om een cent bij te verdienen. Dat geld gebruiken ze om naar de hoeren te gaan en om chocolade, sigaretten en goedkope wijn te kopen. Meestal bedrinken ze zich om de miserabele levensomstandigheden te vergeten. In de tijd die rest spelen ze kaart. Aldus Claus.

Flor Vandekerckhove


(1) Ann De Craemer, ‘Flandrien met de handen, niet met de benen’, in De Morgen, 23.11.2012.

(2) ‘A travers les Flandres’, Volksdrukkerij Gent, 1902. In 1982 in ’t Nederlands uitgegeven door Kritak als ‘Door arm Vlaanderen’. ISBN 9063030770.


Ook deze mens trok voor zijn werk naar 't buitenland

2 opmerkingen:

De laatste vuurtorenwachter zei

Nadine Vansieleghem liet me weten: 'Wat betreft de foto van de bietenkappers: de soldaat is volgens mijn moeder de Bredenaar Jerome Decuyper die zijn legerdienst vervulde.'
Uiteraard roept dit nieuwe (wellicht weer niet te beantwoorden) vragen op. Als dat een Belgische soldaat is, dan is die foto wellicht niet in oorlogstijd in Frankrijk genomen. Maar waar/wanneer dan wel?

De laatste vuurtorenwachter zei

We zijn daar eigenlijk te laat mee begonnen, met die opzoekingen naar het familieverleden. Er resten haast geen betrouwbare getuigen meer. Zo'n getuige meent nu dat er maar weinig kans is dat Raymond Vansieleghem en Edmond Vandekerckhove samen aan de bietenoogst deelgenomen hebben. Samen met bovenstaande opmerking over de Franse soldaat die eigenlijk een Belg blijkt te zijn, maakt het de foto tot een raadsel.
Laat het een les zijn voor onze (klein)kinderen: willen ze iets over ons weten, dan moeten ze het ons nu vragen. Straks is het te laat!