zondag 24 juni 2012

Oscar Goethals en zijn supporters


Westkerke, 10 september 1945. Ik vermoed op de koer van het gezin Cardon-Van Lyssebettens, in de Gistelse Steenweg. Van links naar rechts: Paula Cardon; Laura Cardon, twee onbekenden, Jenny Vandekerckhove, haar zus Erna en haar broer Camiel (met ooglap), Robert Vansieleghem, Fernand Van Lyssebettens, Zoë Van Lyssebettens, x, Alice zus van Zoë, vlak voor haar staat Jerome (Justin) Dekuyper, centraal op de foto bevindt zich Oscar Goethals, rechts van hem staan Marcel Vandekerckhove, x, Jerome Depoorter, Gentile Decoutter en Gaston Steen.


De Bredenaar Oscar Goethals (°Bredene, 8 december 1920 - †Brugge, 20 juli 1989) was van 1943 tot 1953/1955 beroepsrenner. In 1944 won hij een wedstrijd in Aalst. In 1946 werd hij derde tijdens het nationaal kampioenschap veldrijden. Derde werd hij dat jaar ook in een wedstrijd in Oostduinkerke. In 1947 greep hij vlak naast de palm in Oostende en dat deed hij ook tijdens het nationaal kampioenschap halve fond op de baan. Dat laatste herhaalde hij nog eens in 1952. In dezelfde discipline werd hij in 1953 derde. Hij is zeer lang als recreatieve fietser actief gebleven en verongelukte al fietsend, op 20 juli 1989, tussen Sluis en Oostburg.
Dat is wat het internet me leert over deze wielrenner die, volgens deze gegevens, in heel zijn professionele carrière maar één koers gewonnen heeft. Maar ik vind in het familiearchief wel een foto waarop Oscar Goethals de palm toont van een wedstrijd die hij in Westkerke wint, in 1945.
De foto dateert van voor mijn tijd, maar over Westkerkse kermissen in 't algemeen weet ik wel iets. Op die kermiszondag trekken de Vandekerckhoves steevast naar dat dorp, daar woont de familie van Zoë Van Lysebettens, echtgenote van mijn peter Edmond Vandekerckhove. Ik herinner me die familiebezoeken aan Alice, zuster van Zoë, en ook aan haar broer Camiel Van, beiden zijn fruithandelaars.
De foto bewijst dat Oscar Goethals een trouwe schare Bredense supporters heeft, want er staan nogal wat Bredenaars op. Ik ben er inmiddels in geslaagd de meeste namen te achterhalen. Van links naar rechts: Paula Cardon; Laura Cardon, (Laura en Paula wonen in Westkerke en zijn nichten van mijn vader), dan volgen twee onbekenden. De twee kleine meisjes zijn Jenny Vandekerckhove en haar zus Erna.  Hun broer Camiel heeft een ooglap op. We zien verder ook de Bredenaar Robert Vansieleghem die in de Duinenstraat een garage uitbaat, Fernand Van Lyssebettens, Westkerkse neef van mijn vader, Zoë Van Lysebettens die in Bredene een groentewinkel openhoudt, x, Alice Van Lyssebettens, de in Westkerke wonende zus van Zoë, vlak voor haar staat Jerome Dekuyper, oom van Robert Vansieleghem, centraal met de palm staat uiteraard Oscar Goethals, vervolgens mijn vader Marcel Vandekerckhove, een onbekende en ten slotte nog drie Bredenaars: Jerome Depoorter (brouwer en actief in de gemeentepolitiek), Gentile Decoutter en Gaston Steen, twee bekende fietsenmakers uit Bredene.
Daniël Eyland deelt me mee dat Oscar een dochter heeft die nog steeds in Bredene woont en schepen Jacques Deroo weet me te zeggen dat Oscar later koersdirecteur geworden is in triatlonwedstrijden. Hij zegt ook dat er een Oscar Goethalsstraat in Bredene komt. 
[Jacques Deroo laat me nog dit weten: 'Betreft Oscar Goethals en z’n straatnaam: in 2000 vroeg de gemeente wie de Bredenaar van de eeuw was. Uitslag: Staf Versluys en op 2de plaats Oscar. Toen besloot het gemeentebestuur dat Staf de naam zou krijgen van een nieuw te bouwen gebouw en Oscar kreeg de dreefnaam van het wandelpad-fietspad naar het toekomstige indoorskiterrein tussen de campings, dat ondertussen een andere bestemming heeft gekregen.']
Flor Vandekerckhove


[Dit stukje staat al van 2012 in deze blog. In 2021 redigeer ik hem opnieuw, ten behoeve van een FB-groep die over Bredene en zijn (oud-)bewoners bericht.]

zondag 17 juni 2012

De nonnenstaking



In zijn hoofd spookt het nieuwsbericht dat de nonnen het werk neergelegd hebben, alle nonnen, wereldwijd. Hij komt niet meer aan slapen toe en staat op om een sigaret te roken. Het zijn wel zijn zaken niet, maar toch denkt de man na over de gevolgen van zo’n nonnenstaking, hij vraagt zich af of de kardinalen in Rome hun ondergoed nu zelf moeten wassen. Eén uur: nieuwsflash. De nonnen maken plannen om Vaticaanstad te bezetten. In het klooster van een strenge orde naaien ze een spandoek waarop Vive la sociale staat. Op naar Rome! Hij schudt zijn vriendin wakker om het haar te vertellen, maar zij zegt dat hij moet slapen. Hij vindt dat ze gelijk heeft en sluit de ogen. Het duurt nog even vooraleer… Er moet nog een slotzin aan dit… Misschien moet…  
Flor Vandekerckhove

vrijdag 15 juni 2012

Op zoek naar Patrick Van Molle

De klas van meester Blomme, halverwege de vorige eeuw. Boven van links naar rechts: Marcel Derdeyn, Hugo Pauwels, Robert Devisch (†), Willy Versluys, Jean-Pierre Beirens, Honoré Pitteljon, Albert Declercq, Johan Brauwers (†24 januari 2024), x Verlee, x Rosseel, x Vandenbroucke, x Vanslembroeck. Midden: Dirk Bergmans, Norbert Olders, Louis Vancleven (†), Freddy Versluys, Ivan Steen, Flor Vandekerckhove, Marcel Vanpaemel (†), Erik Poppe, Fernand Devos, Chris Stuyts (†), Noël Denys, Patrick Van Molle. Onder: Gilbert Boey, Jacques Malfait, Fernand Moeyaert, Lucien Geryl, Jean-Pierre Boentges, x Dewilde, Albert Tas, x Vanlerberghe, x Warmoes, Hubert Derdeyn, Vincent Wtterwulghe (Met dank aan Annick Blomme die me de foto bezorgde.)
[Kan iemand me nog ontbrekende namen laten kennen? Mochten sommige namen fout zijn of fout geschreven, wil me dat dan ook meedelen. ] 


ER ZIJN MENSEN die je een leven lang tegen het lijf loopt. Je hebt ze voor het eerst in de kleuterklas gezien, je bent ze blijven zien en je komt ze ook nu nog regelmatig tegen. Er zijn ook mensen die je nooit meer ziet. Opeens ontsnappen ze uit het kader waarin je leven zich beweegt en ze keren er nooit meer in weer. 
Patrick Van Molle is zo iemand. Nooit meer gezien, nooit nog gehoord. 
We liepen samen school. Hij was steevast de primus van de klas en torende met zijn percentages hoog boven iedereen uit. Vandaag zou men hem hoogbegaafd noemen, maar in die tijd bestond er geen woord voor. Er was wel meer waardoor Patrick zich van ons onderscheidde. In het spel wilden wij allemaal bandiet zijn. Slechts één gaf zich telkens op als politieman: Patrick. In een ander spel — dat eigenlijk hetzelfde was — waren wij de smokkelaars en was alleen Patrick douanier. Wanneer het er op aan kwam uit de gevangenis te ontsnappen nam Patrick graag de rol van cipier op zich… En hij droeg een Tiroler broek, een LederhosePatrick was, zo vonden wij, een beetje anders. Werd hij erom gepest? Dat denk ik niet. Hij werd door ons gedoogd en hij gedoogde ons. 
Na zijn middelbare studies trok Patrick naar de universiteit. Zo waren er wel meer, maar die kwamen niet in de Université Catholique de Louvain terecht, om daar romaanse talen te studeren, zoals Patrick dat wel zou doen. Daarna hoorden we nauwelijks nog iets over hem. Hij zou professor zijn en ergens een romaanse taal doceren. Hij zou kort getrouwd geweest zijn. Altijd in de voorwaardelijke wijs. En daarna niets meer.
Ik googel zijn naam. Het is niet dat ik in Patrick een facebookman vermoed, maar zo’n bolleboos moet toch sporen op het internet achterlaten. Helaas! Geen adres, geen foto. Ik vind de titel van een thesis die wellicht de zijne is: 'Les auxiliaires italiens du passif: problèmes de méthode et résultats concrets: mémoire présenté en vue de l'obtention du grade de licencié en philologie romane / Patrick VAN MOLLE. - 1971'. Diep in het net vind ik nog twee publicaties, waar ene Patrick Van Molle als medeauteur voor tekent. ‘Problèmes linguistiques des enfants de travailleurs migrants’ en ‘Conversazione in Sicilia’. Voor zover die studies zich op het internet laten inkijken vind ik er maar weinig in dat aan mijn ouwe klasgenoot toegeschreven wordt. Pover resultaat. Bovendien dateren die studies al van 1977. Heeft hij afgehaakt? Is hij uit het universitaire kader gestapt om in Sicilië geiten te hoeden? Is het ergens misgegaan? Is hij overleden?

P.S.: In 2017 kon ik de zoektocht naar Patrick Van Molle afronden: klik hier.

donderdag 14 juni 2012

Bredenaar van de week

WELLICHT KENT U dat eerbewijs niet, maar zelf ben ik al twee keer Bredenaar van de week geweest. 
De eerste keer is alweer bijna twintig jaar geleden. Ik was pas weer in Bredene komen wonen, in het landelijke deel ervan, het dorp, om daar de rest van mijn leven in peis & vree en vooral in ledigheid door te brengen.
Die peis & vree vielen nogal tegen, het huisje lag vlak onder de klokken waarmee de gelovigen ter kerke geroepen worden. U zult dat wellicht niet erg vinden, maar dat komt doordat u zelf niet onder die kerktoren woont. Het viel zelfs twee keer tegen omdat m’n landhuisje vlak tegenover de parochiezaal lag waar regelmatig danspartijen plaatsgrepen, waarbij zatte nonkels zich overdadig aan schlagers te buiten gingen. Erger nog, het viel drie keer tegen, want op zondagmiddag kwam er in die zaal een poporkestje repeteren.
Terwijl ik al dat lawaai probeerde gewoon te worden, kwam de plaatselijke oppositiepartij — alhier terecht kaloten genoemd — in het geweer tegen een beslissing van het schepencollege om in de dorpskern een jeugdhuis te vestigen. Volgens hen zou dat burengerucht opleveren. En dus publiceerde ik een lezersbrief waarin ik hun vroeg tegelijk iets te ondernemen tegen het overdadige klokkengelui, het verhuren van de parochiezaal aan even luidruchtige als kansloze orkestjes en tegen nachtelijke uitspattingen in dezelfde zaal.
Onverwachts kwam ik daarmee middenin de gemeentepolitiek te staan.
De kaloten maken blijkbaar onderscheid tussen twee soorten lawaai, klerikaal en seculier. Wie seculier lawaai aanklaagt getuigt van burgerzin, wie over klerikaal lawaai klaagt getuigt van onverdraagzaamheid.  Het schepencollege, dat in Bredene uit sossen bestaat, vond in mijn lezersbrief dan weer een argument om de jeugdhuisplannen onverkort uit te voeren.
Mijn brief had drie gevolgen. Eén: aan het klerikaal lawaai, dat onverminderd bleef doorgaan, werd nu ook het seculier lawaai van een jeugdhuis toegevoegd. Twee: mij werd de titel Bredenaar van de week toegekend. En drie: ik ben inmiddels verhuisd.
Verleden jaar mocht ik me voor de tweede keer Bredenaar van de week noemen. Nu kreeg ik de titel omwille van het opstarten van deze blog. Zei de burgemeester: ‘Op die manier zet je onze gemeente op een erg positieve manier in de kijker.’ En met dit stukje hoop ik daar nog een ferme schep bovenop te doen.

vrijdag 8 juni 2012

Het leven zoals het is in Klein Charleroi

Papy Blues
Ik woon in Klein Charleroi. Andere mensen spreken over Brusselstraat & omgeving, maar in de besloten kring van mijn huis spreek ik van Klein Charleroi. 
Wellicht heb ik die naam bedacht toen er onder mijn venster een gevecht uitbrak tussen een groep Franstalige toeristen en een familie van kleine zelfstandigen die ik misschien wel verkeerdelijk Pakistani noem. Het was een hevig gevecht, vooral gevoerd door vrouwen. Beide families deden beroep op mijn burgerzin om hun verhaal te staven. Ik sloot wijselijk mijn raam en sindsdien noem ik dit stukje grondgebied liefkozend Klein Charleroi. (Kort na dat gevecht krijg ik van de politie een formulier in de bus waarin naar mijn veiligheidsgevoel gepolst wordt. Ik heb het bij ’t oud papier gekeild. Klein Charleroi is immers een buurt waar het prettig toeven is, althans voor wie niet per se tot de middenklasse gerekend wil worden.)
In de buurt woont er een sympathieke drugsdealer. Die mens doet dat om evidente redenen in stilte, maar het valt toch op, want er rijden nogal wat chique wagens tot voor zijn deur. Mooie, jonge, langharige blondines staan aan de overkant omhoog te kijken om te zien of de dealer aanspreekbaar is. Overlast geeft dat zeker, maar dan toch van het soort dat aangenaam is om naar te kijken. Het appartement van de dealer heet alhier De WinkelAndere winkels zijn er niet. Er is wel een drukke kapperszaak. Ook ik laat me daar knippen.
Om de hoek woont een mens die er eigenlijk twee is. Roept de ene: Waar is dat feestje? Antwoordt de andere: Hier is dat feestje! Toevallige voorbijgangers kijken op, ontwijken de zonderling, maar slagen er niet in hem te negeren. Wij, klein-carolorégiens, doen dat niet. Er is werk aan die mens, zoals aan ons allemaal, maar voor de rest doet hij niemand kwaad. Leven en laten leven, zo zijn wij. 
Veel bewoners van Klein Charleroi hebben boodschappenkarretjes die ze in de Lidl volproppen met bierblikken. Die mensen zijn getekend door het leven en ze bewegen daar ook naar. Etalagebenen. 
Veel gepensioneerden. Rachel, dik in de tachtig, woont hier. Haar heb ik leren kennen toen ik bitter jong was en zij de uitbaatster van café-pension Tourist, ook wel Bij de Mechelaar genoemd. Ik ging er mijn vaders kippen leveren en kreeg van Rachel altijd een vriendelijk woord, wat op mijn ronde zeer uitzonderlijk was. Ik heb er haar onlangs aan herinnerd en sindsdien zijn we maatjes geworden, ze zwaait me toe wanneer ik aan ’t raam een verhaal zit te bedenken. 
Papy Blues woont hier met zijn kokette vriendin. Hij is onze bekendste wijkbewoner, want onlangs werd hij nog door de Nederlandse televisie uitgeroepen tot de beste straatzanger van de Benelux. 
In Klein Charleroi hebben we een groot hart. We voederen de meeuwen die op onze ramen kakken, we geven eten aan elkaars katten en we dragen zorg voor de nòg zwakkeren onder ons. Dat deden we bijvoorbeeld ook voor Pierre de plakker. Zwaar gehavend door overmatige alcoholconsumptie was hij nauwelijks nog mobiel te noemen. We hielpen hem zo goed we konden. De dealer bezorgde hem een gratis joint, een drinkebroer leverde een extra blik… Tegen beter weten in stak iemand een appel in zijn bus en zelf voorzag ik hem van De Zeewacht. Speedy nam hem met krukken en al mee op zijn (wellicht gestolen) bromfiets om hem naar de kroeg te voeren. Pierre is inmiddels overleden, net zoals die ouwe die uit ’t zicht van zijn echtgenote, vlak om de hoek, hier vlug een door de dokter verboden sigaretje kwam opsteken. Mannen!  
Flor Vandekerckhove

woensdag 6 juni 2012

Snijders lezen op de Puèg del Borion

A.L. Snijders
Ik zit naast de stoof, onder de lamp, drink koffie, lees een boek met zeer korte verhalen van A.L. Snijders en verkneukel me. Hij schrijft dat er niets mooiers bestaat dan lezen onder de lamp. Hij schrijft wel meer waarin ik me verkneukel. Over de dadaïstische schilder Picabia bijvoorbeeld: 
‘Picabia gaf journalisten geld als ze hem noemden in hun artikelen, de context deed er niet toe. Daarom verschenen er in Parijse kranten dikwijls verslagen van branden of opstootjes, waarin je lezen kon: Onder de toeschouwers bevond zich de heer Picabia.’ 
Het is nog waar ook, hoewel je daar bij Snijders niet al te zeker mag van zijn. Zo schrijft hij ook: 
‘Richard Appleby citeert in zijn boek Voyage and Painting een negentiende-eeuwse Engelse schilder die de Nijl opvoer tot de vierde cataract: “Wat ze zeggen over mijn schilderijen interesseert me niets, of de boot niet omslaat, daar gaat het om”.’  
Snijders schreef dat in een krantenstukje. In het boek dat de stukjes bundelt, wordt bij elke column ook een ‘brief aan de hoofdredacteur’ gevoegd en daarin deelt Snijders mee dat Richard Appleby niet bestaat, het boek Voyage and Painting evenmin en dat hij het woord cataract gebruikt omdat hij vindt dat het eens in de krant moet staan.
Snijders leert me een vers van Richard Minne kennen waarmee ik het alleen maar eens kan zijn:
‘veracht de burgerman, / doch ledig zijne kruiken.’ 
Hij schrijft over de vierkante meter van zijn bestaan. Hij hanteert een levensfilosofie die her en der nauw bij de mijne aanleunt. Hij is pro ‘nutteloze’ dingen, zoals het reciteren uit Het huwelijk van Willem Elsschot, wat ik ook graag doe. Hij idealiseert het heremietleven en zegt alleen maar van mensen te houden wanneer ze in een hol wonen waar ze niet uitkomen. Voor de rest probeer ik, eveneens à la Snijders, de werkelijkheid op een scheve manier trouw te blijven. 
Het is valavond en de Franse buren eten samen aan een lange tafel die op straat staat. Les copains d’abord. Lampions en vleermuizen. Du pain, du vin, du Boursin. Veel tralala en ook paddenstoelen die cèpes heten. Zelf blijf ik in mijn hol zitten en kom er niet uit. Snijders zou dat ongetwijfeld appreciëren.

A.L. Snijders, Heimelijke vreugde 1, 2007 Uitgeverij Thomas Rap. ISBN 90 6005 7070.


vrijdag 1 juni 2012

Waarom ik geen beenhouwer geworden ben

Lang was vader niet naar school geweest en een stiel had hij evenmin. Als jongeman werkte hij bij een mazoutverdeler en toen die er de brui aan gaf, nam mijn vader zijn kleine tankwagen over. Moeder baatte dan weer een winkeltje uit. Eerst was dat in de Golfstraat, een winkeltje in de voorkamer, enkele bakken melk en water, eieren. Op den duur kon je er ook gevogelte & konijnen kopen. Dat komt doordat vader een oom had die poelier was, nonkel Miel, veelal roste Miel genoemd. Toen roste Miel ermee ophield, namen mijn ouders de zaak over en we verhuisden van de Golfstraat naar de Duinenstraat.
Poelier worden kan iedereen. Je hebt er geen diploma voor nodig, je moet alleen bereid zijn met bloedend en krijsend pluimvee om te gaan. Beenhouwer daarentegen, da’s een stiel die aangeleerd wordt, en ja, een beenhouwer verdient meer dan een poelier.
Bredene, Duinenstraat 296. 
De winkel van mijn ouders.
Ze verkochten het huis in de jaren zeventig.
Tot onlangs was het een winkel (P&P).
Sinds kort staat de winkel leeg.
Je weet hoe het is met ouders, zij dromen van een betere toekomst voor hun kind. Dus wilde vader dat ik beenhouwer zou worden. Ik sprak hem niet tegen, ten eerste omdat mijn mening niet gevraagd werd, ten tweede omdat ik vond dat beenhouwer Fernand Minne een toffe pee was die in zijn winkel worsten draaide terwijl hij sigaretten rookte. U merkt het, ik spreek over lang verleden tijden.
Toen ik dertien jaar werd, moest de zaak getrancheerd worden. Bij een beenhouwer in de leer gaan was uitgesloten. Vader zei dat ik evengoed zijn winkel kon kuisen als die van Minne, moeder vond dan weer dat ik te goed leerde om de school links te laten liggen. Even werd eraan gedacht mij naar de slagersschool van Anderlecht te sturen, maar daar zou ik intern moeten worden en ja, hoeveel zou dat alweer niet kosten. De zaak bleef onbeslist.
In de winkel luisterde ik een gesprek af tussen mijn moeder en een klant. Dat deed ik wel meer, het was een goede manier om iets te weten te komen over al datgene waarover kinderen in het ongewisse gelaten werden. Zo kwam mij ter ore dat ik uiteindelijk toch geen beenhouwer zou worden, want, zei moeder, een col is vlugger gewassen dan een overall.
Voorwaar een uitspraak waarover ik moest nadenken, hij riep nogal wat vragen op. Het waren evenwel vragen die naast de kwestie zaten. En de kwestie was dat ik geen beenhouwer zou worden. Er zat voor mij niets anders op dan verder goed te leren.
Flor Vandekerckhove



[Deze post dateert in De Laatste Vuurtorenwachter al van 2012. In 2021 redigeer ik hem opnieuw ten behoeve van de FB-groep Bredene Voor & Van Iedereen, en ook voor 'Je zie van Breininge als…'.]


In Gauw! vertel ik in 113 bladzijden het verhaal van mijn kindertijd in Bredene. Hoe heb ik daar jaren 50 ervaren? Het boek is gratis (e-boek, PDF of ePUB, inmiddels al de derde, geheel herziene editie.- Nu ook met een voorwoord van Rolf Hofman. Het boek wordt meteen opgestuurd naar elkeen die erom vraagt. Mail naar liefkemores@telenet.be.