Ik had nog maar pas het (steengoede!)
boek Ingenieurs van de ziel van Frank Westerman achter de kiezen, toen
ik in de krant (DS, 28 mei 2011) een straf citaat van de Gentse fotograaf Carl De Keyzer omcirkelde: ‘De echte kunst is pas begonnen met het
ontstaan van de vrije kunst, rond 1900.
Voordien werd bijna alle kunst in opdracht van de rijken gemaakt, dus
dat was eigenlijk gewoon duur behangpapier, hoe fantastisch het ook is.’
Ik vroeg me af of zo’n boude uitspaak ook voor de
literatuur mag gelden. Was dat
indertijd eveneens een hobby van rijke mensen? Wellicht wel. En als de oude
kunst volgens De Keyzer behangpapier
mag heten, hoe gaan we die boeken dan noemen? Toiletpapier?
Daarover werd ook hard gediscussieerd in de begindagen
van de Sovjet-Unie, zo lees ik in Ingenieurs
van de ziel. De dichter Vladimir Majakovski (*) had er een niet
mis te verstane mening over. ‘Op alles
wat voorafgegaan is zet ik de stempel: nihil,’ zo dichtte hij. Goed voor de
haak in het WC, zo lijkt het wel. Ook
Maksim Gorki deed er straffe
uitspraken over, zo lees ik eveneens bij Westerman: ‘De negentiende-eeuwse Russen hebben volgens hem waardeloze werken
voortgebracht (…)’. Weg ermee!
In 1926 voegde Lenins weduwe dan ook een honderdtal boeken aan de
censuurlijst toe, daaronder bevond zich ‘het
bedwelmende oeuvre van Dostojevski’. (ik herinner me opeens dat Schuld en Boete ook in de
nonnenbibliotheek van mijn kindertijd achter slot en grendel zat.)
Revolutionaire tijden vragen revolutionaire
antwoorden. De vrije kunst die in het citaat van De Keyzer rond 1900 ontstaat, krijgt in de Sovjet-Unie tegelijk nieuwe
critici: ‘Veehouders en aardappelpoters,
het land nog onder hun nagels, werd gevraagd om opera en ballet te recenseren.
Zo waren de tijden. Schuchter
schoven ze aan bij Tsjaikovski’s Zwanenmeer in het Bolsjoj Theater.’
‘“Het gaat
over de liefde van een prins voor een prinses, en, als gevolg van zijn verraad,
over een stervende zwaan. En dat in vier bedrijven,” noteerden ze na afloop op
een enquêteformulier. “Van alle
saaie verhalen is dit wel het allersaaiste. Hier zit werkelijk niemand op te wachten.” (…)’
‘Deze
kunstkritiek stond in Arbeiders over literatuur, theater en muziek, een boek
uit 1926 waarin het proletariaat afrekent met Poesjkin, Tsjechov, Tolstoy en
“alles wat voorbij en afgestorven is”.’
Zelf
vind ik klassiek ballet ook wel slaapverwekkend. Maar zo simpel is het natuurlijk nooit. Ik doorploeter
vervolgens het wereldwijde web en stoot daar op teksten van de Russische
criticus Voronsky. In een tekst uit 1923 (Sharp Phrases and the Classics, Regarding
Our Literary Disagreements) heeft hij het over de waarde van de klassieken. Ik probeer een stukje ervan uit het
Engels te vertalen: ‘Gribojedov, Poesjkin, Lermontov,
Gogol, Tolstoj, Toergenjev en anderen waren dichters en schrijvers uit de lage
adel. Dit staat buiten kijf. Betekent dit (…) dat de lezer zichzelf (…) moet
bevrijden van hun kunstenaarschap, (…)? Maar ze waren echt grote kunstenaars. (…) Ze geven niet de volledige waarheid, ze
geven slechts een deel ervan.’ Maar, zo voegt Voronsky eraan toe, ‘dat is de manier waarop het altijd gaat (…).’
Begrijp: dat was zo in het
verleden, maar dat is ook zo in de Sovjet-Unie waarin Voronsky leeft en schrijft.
Ik zou eraan toevoegen: dat is ook vandaag nog het geval, ook in
Vlaanderen, ook in deze tijden waarin de kunst volgens De Keyzer vrij heet te zijn.
Want kijk, weer viel mij toen
een krantenstukje op. DS van 31 mei 2011 meldde
dat de Vlaamse minister-president 2,5 miljoen euro op tafel legde voor
mediaprojecten die ‘de positieve
beeldvorming rond ondernemerschap bij het brede publiek stimuleren.’ In dat
krantenstukje las ik verder dat o.a. Marc Didden daarbij in de prijzen viel.
Hij mocht een van de scenario’s leveren.
Ik
weet niet of De Keyzer zo’n mediaproject tot de kunsten rekent, ik weet niet of
een scenario nog tot de literatuur gerekend kan worden en Marc Didden tot het
kunstenaarsgild, maar dat krantenberichtje liet me wel aan het socialistisch
realisme denken, maar dan aan een soort omkering ervan: het ophemelen van de
Vlaamse middenstand.
Flor
Vandekerckhove
(*)
Over de dichter Majakovski schreef ik al in deze blog (zie blogberichten februari
2012)
Frank Westerman, Ingenieurs van de ziel, Elfde druk in 2010.
Uitgeverij Olympus, Amsterdam.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten