donderdag 9 februari 2012

Maar… wat DE FUK is een gedicht?

— Flor Vandekerckhove en Peter Holvoet-Hanssen. (Foto Jo Clauwaert) —
Ergens, op een zeeroute, is er een passage die zo gevaarlijk is dat geen enkel schip er doorheen geraakt. Dat komt doordat daar wezens wonen die sirenen genoemd worden. Niemand heeft ze ooit gezien, maar sommigen beelden hen af als supermooie vrouwen, anderen tonen ze ons als rare vogels, lelijk als de nacht, en er zijn er ook die er zeemeerminnen van maken. Hoe dan ook, ze slagen er telkens weer in om de mannen van voorbijvarende schepen dusdanig te verleiden dat er geen houden aan is. In plaats van rechtdoor naar moeder de vrouw toe te varen, wenden ze de steven en varen op die sirenen af, met alle gevolgen van dien.
Ook kapitein Odysseus liet daar zijn schip passeren, maar hij had zijn voorzorgen genomen. De bemanning had hij de oren toegestopt zodat die doof zou blijven voor de lokroep. Alleen hijzelf zou ze kunnen horen. Maar opdat hij niet verleid zou worden, had hij zijn mannen bevolen hem aan de mast te binden. Zo voer het schip doorheen het meest gevaarlijke water ter wereld. De bemanning bleef doof, maar Odysseus werd half zot van wat hij te horen kreeg. Hij begon te smeken om hem van de mast los te maken, maar doordat de mannen hem niet konden horen, negeerden ze zijn bede. Op die manier voer het schip als eerste voorbij dat rampgebied. En zo komt het ook dat er eindelijk iemand was die het ons kon navertellen. Hij had immers gehoord hoe de sirenen hem lokten en het verhaal leert ons dat het als volgt ging: 
Kom Odysseus! Leg met uw schip hier aan. Want nog nooit is hier iemand voorbijgevaren zonder eerst naar ons te luisteren. Laat je door ons verleiden en deel in onze wijsheid, want wij weten alles.
Shit!’, zeg je nu, ‘is dat alles?’ Ja, gelijk heb je, het is bitter weinig. Dat die vastgebonden Odysseus daarom in dat koude water had willen springen om naar die sirenen toe te zwemmen … En dat àlle daar passerende schippers, àlle bemanningen en àlle schepen daardoor niet meer huiswaarts keerden …
Probleem is dat schipper Odysseus ons wel kon navertellen wàt die sirenen te zeggen hadden, maar dat hij niet bij machte was het op hun manier te doen. Waardoor de kracht van hun lokroep compleet de mist inging. En ja, hoe deden die sirenen dat eigenlijk? Wel, we kunnen alleen maar gissen. Sommigen menen dat ze kreten slaakten (het apparaat dat veel lawaai kan maken heet dan ook niet toevallig sirene), anderen denken dan weer iets anders. Maar de vervelende waarheid is dat niemand het echt weet. Vervelend inderdaad, want We Wìllen Weten! Anders was dit dwaze scheepsverhaal nooit zo beroemd geworden.  
Wat dit alles ons duidelijk maakt, is dit: hier schiet gewone taal tekort. En dat is wat dichters doen, ze schieten de taal ter hulp en gaan op zoek naar de manier waarop de sirenen hun verlokkelijke boodschap brengen. Daardoor komt het dat dichters zo raar schrijven. Ze zetten bijvoorbeeld zinnen ònder in plaats van na elkaar. Ze doen dat omdat ze naar het ritme van de sirenenzang zoeken.
In een interview heeft dichter Peter Holvoet-Hanssen het over ‘gedichten in wolkenvorm’, ‘want’, zegt hij, ‘ze mochten niet geschreven lijken.’ En een beetje verder in dat interview heeft hij het over een gedicht in de vorm van ‘platgeslagen wolken’. Dat komt allemaal doordat die dichters op zoek zijn naar de manier waarop de sirenen hun lokroep zingen. Dichters doen dat in de wetenschap dat ze het alleen maar kunnen benaderen. Zinloze bezigheid? Denk ik niet, want elke zeeman kent maar al te goed het zwaktemoment dat hem ontvankelijk maakt voor de lokroep der sirenen. Holvoet-Hanssen verwoordt dat moment als volgt:

‘waar moeten wij nu heen zo moe en altijd opgejaagd
niet onderdanig aan de lijn en daarom nergens thuis
behalve aan het strand: het leeft ons uit — strooi mij in zee
je kan mij altijd opvissen want waterzout onthoudt
je hand zoals zigeunervuur je ogen nooit vergeet’ 

Wat ervoer Odysseus op het moment dat hij zot werd van verlangen? Misschien komt Holvoet-Hanssen daar wel heel dicht bij wanneer hij dicht:

‘de wolken waren opgeregend en het waterland
dat wolken wiegde trok zich in de grond terug, het zand
stoof op: een wilde gifwolk sloot mij buiten, klauwde neer
tot ik de wilde roos — een vos en ekster tegelijk
in het vizier mocht krijgen, ogen kralend als de maandag een schot: de dag brak aan dat ik een doel voor ogen had
als sterren vielen dikke druppels op mijn pad — zij liet
de winden lachend gaan, ik zocht een melodie voor haar’

Waarmee ik u binnengeleid heb in de wereld van de poëzie. U bent er nu klaar voor. Luister naar de lokroep:

‘uit eeuwig zijn de dingen die wij zingen die wij zingen
de spinnenpoten trillen van de dingen die wij dingen   
uit eeuwig rijst de zee, het is haar huid die wij beminnen’

Flor Vandekerckhove


Zelfonderzoek is een gezamenlijk werk van dochter Marijke en vader Flor Vandekerckhove. Zij is beeldend kunstenaar, hij is schrijver. Elk voerden ze op hun eigen manier een zelfonderzoek uit. Het boekje (e-boek, PDF, 46 pp.) is gratis. Vraag ernaar via liefkemores@telenet.be.



Geen opmerkingen: